ECLI:NL:RBDHA:2023:8178

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
C/09/644439 / JE RK 23-528
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 9 mei 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De zaak is gestart naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 16 maart 2023 is ingediend. De kinderrechter heeft de ouders, de vader en de moeder, als belanghebbenden aangemerkt. De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderen verblijven feitelijk bij de vader. De kinderrechter heeft eerder al maatregelen getroffen, waaronder de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, vanwege zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder, die in het verleden te maken heeft gehad met huiselijk geweld en instabiliteit.

Tijdens de zitting op 9 mei 2023 heeft de advocaat van de moeder verweer gevoerd tegen de verlenging van de uithuisplaatsing en gepleit voor terugplaatsing van de kinderen bij de moeder. De moeder heeft aangegeven dat zij stappen heeft ondernomen om haar situatie te verbeteren en dat zij graag meer contact met de kinderen wil. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder nog steeds aanwezig zijn en dat het in het belang van de kinderen is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 12 mei 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 12 september 2023. Tevens is de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden en verzocht om een update van de gecertificeerde instelling voor de volgende zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/644439 / JE RK 23-528
Datum uitspraak: 9 mei 2023

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 16 maart 2023 ingekomen verzoekschrift van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
betreffende:
- [minderjarige01]geboren op [geboortedatum01] 2017 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] ,
- [minderjarige02]geboren op [geboortedatum02] 2019 te [geboorteplaats02] ,
hierna te noemen: [minderjarige02] ,
hierna ook gezamenlijk: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. K.J. de Vaan, te Amsterdam.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- de mails met bijlagen van de moeder aan de rechtbank van 3 april 2023, 6 april 2023, 11 april 2023 en 9 mei 2023.
Op 9 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling, bijgestaan door hun advocaat mr. T. Visser.
Ter zitting heeft de advocaat van de moeder een pleitnotie overgelegd en voorgedragen.

Feiten

  • Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige01] en [minderjarige02] verblijven feitelijk bij de vader.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 mei 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] verlengd van 12 mei 2022 tot 12 mei 2023.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 1 maart 2023 machtiging verleend [minderjarige01] en [minderjarige02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag van 1 maart 2023 tot 12 mei 2023.
  • Bij beschikking van 3 april 2023 in de zaak met nummer C/09/644007 van deze rechtbank is een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen contact hebben met de moeder vanaf woensdag 8 maart 2023 iedere week op woensdagmiddag van 15:00 uur tot 16:00 uur, onder begeleiding van Onderwijs Wijzer en waarbij is bepaald dat er na drie contactmomenten een evaluatie zal plaatsvinden en bekeken zal worden of deze regeling uitgebreid kan worden, waarna de jeugdbeschermer de regie krijgt over deze uitbreiding;
  • Bij beschikking van 3 april 2023 in de zaak met nummer C/09/641984 is de beslissing op het verzoek van de moeder tot vaststellen van een zorgregeling aangehouden tot 1 januari 2024 in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] bij de vader met gezag voor de duur van de ondertoezichtstelling. Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag.
De zorgen die aanwezig waren bij de start van de ondertoezichtstelling, zijn nog steeds aanwezig. De gecertificeerde instelling maakt zich zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen bij de moeder. De samenwerking met de moeder en de hulpverlening kan soms erg moeilijk verlopen en er is niet voldoende zicht op de opvoeding van de kinderen bij de moeder. Er zijn ernstige zorgen over de opbouwende spanning bij de moeder en over de vraag of zij haar emoties op een voor de kinderen onbelaste manier kan reguleren. Onduidelijk is in welke mate de moeder kan aansluiten op de opvoedbehoeftes van de kinderen. Verder lukt het de vader en de moeder niet om op een constructieve wijze met elkaar om te gaan en tijdens momenten van omgang kan de situatie wel eens escaleren. In het verleden is er sprake geweest van huiselijk geweld tussen de vader en de moeder, waar de kinderen getuige van zijn geweest. De instabiliteit en de onrust in de opvoedsituatie van de kinderen heeft bij hen beiden gedragsproblemen teweeggebracht. Hier is wel een verbetering in te zien sinds de kinderen bij de vader zijn geplaatst. De ouders willen allebei graag voor de kinderen zorgen en willen beiden meewerken aan het plan om te kijken of (gedeeltelijke) terugplaatsing bij de moeder op termijn weer mogelijk is. In de afgelopen periode is geprobeerd de omgang met de moeder uit te breiden naar anderhalf uur per week, maar dit is niet goed verlopen omdat de bezoekmomenten te chaotisch verliepen. Verder maakt de moeder, op vorige week na, geen gebruik van de mogelijkheid om voorafgaand aan de begeleide omgangsmomenten, contact met de hulpverleners te hebben, waar zij tips kan ontvangen om de omgangsmomenten beter te laten verlopen. Hierdoor is er minder vooruitgang tijdens de omgangsmomenten dan zou kunnen. Ook maakt de moeder nog onvoldoende gebruik van het geplande wekelijkse contactmoment met de jeugdbeschermers.
De vader heeft ingestemd met het verzochte. De vader zou graag zien dat de kinderen weer (gedeeltelijk) bij de moeder kunnen gaan wonen. De vader vindt het goed dat de moeder stappen maakt tot verbetering van haarzelf, maar vindt het nog wel zorgwekkend dat de samenwerking tussen haar en de gecertificeerde instelling nog niet goed lijkt te verlopen.
Er is door en namens de moeder verweer gevoerd tegen het verzoek tot de uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader. De moeder kan zich niet verenigen met de zeer beperkte omgang tussen haar en de kinderen. Het is voor de kinderen vreemd dat zij de moeder maar één uur per week zien. De relatie tussen de moeder en de kinderen is erg liefdevol en zij probeert de tips die haar worden aangedragen over de bezoeken, die ook staan genoteerd in het verslag dat wordt gemaakt na elk bezoek, toe te passen. De moeder heeft sinds de uithuisplaatsing goede stappen gemaakt, heeft zelf actief hulpverlening opgezocht en wil graag leren hoe ze het beste kan aansluiten bij de behoeftes van de kinderen. Ze heeft een woning en een baan. Hoewel er problemen zijn geweest in het contact van de moeder met de hulpverlening, is er op 21 april een gesprek geweest dat zeer positief is verlopen. Het is soms nog wel moeilijk om in contact te komen met de gecertificeerde instelling. De moeder is van mening dat het in het belang is van de hechtingsrelatie van de moeder en de kinderen, dat zij weer worden teruggeplaatst bij de moeder. Beide ouders willen dat de kinderen op een zo kort mogelijke termijn kunnen opgroeien bij zowel de moeder, als de vader. De moeder verzoekt daarom primair om het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing af te wijzen en de kinderen bij de moeder terug te plaatsen. Een uithuisplaatsing is van tijdelijke aard en de kinderen dienen te worden teruggeplaatst als de mogelijkheden zich aandienen, om de belasting van de uithuisplaatsing zo minimaal mogelijk te maken. Subsidiair verzoekt de moeder in ieder geval [minderjarige02] weer bij de moeder te plaatsen en de omgang met [minderjarige01] uit te breiden. Als [minderjarige01] slechts stapsgewijs kan worden teruggeplaatst, is het wel van belang dat de omgang wordt uitgebreid. Meer subsidiair verzoekt de moeder de verlenging van de uithuisplaatsing te limiteren tot een duur van drie maanden. Na deze periode kan dan opnieuw de status quo worden bekeken met een opbouwend omgangsschema die toewerkt naar de situatie dat de kinderen worden teruggeplaatst bij de moeder.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] bestaan uit het hierna volgende.
De zorgen die ten grondslag lagen aan de ondertoezichtstelling, zijn nog steeds aanwezig. [minderjarige01] en [minderjarige02] zijn geruime tijd blootgesteld aan onrust en instabiliteit. Tussen de ouders is sprake geweest van huiselijk geweld, waar de kinderen getuige van zijn geweest, en er bestaan al geruime tijd zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. Dit heeft ertoe geleid dat er gedragsproblemen en een achterstand in de ontwikkeling zijn ontstaan bij [minderjarige01] en dat ook [minderjarige02] zeer zorgelijk gedrag vertoont. Het is niet mogelijk voor de vader en de moeder om de ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen weg te nemen in het vrijwillige kader.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
De kinderen zijn eerder bij de vader geplaatst omdat de moeder de hulpverlening niet langer meer binnenliet en de kinderen zorgelijke signalen lieten zien. Daarbij waren er zorgen om de geestelijke gesteldheid van de moeder. Er is gezien dat er meer rust is bij de kinderen sinds de plaatsing en dat er een verbetering heeft plaatsgevonden in hun gedrag. Het gaat goed met hen bij de vader. De kinderrechter constateert dat de moeder stappen maakt om aan zichzelf te werken. Op dit moment zijn de zorgen rondom de situatie van de kinderen echter nog te groot om nu over te gaan tot een terugplaatsing bij de moeder. De kinderrechter acht het in dit verband zorgelijk dat de moeder niet altijd keuzes maakt die in het belang zijn van de kinderen. Verder is er onvoldoende samenwerking tussen de moeder en de hulpverlening.
Op 3 april 2023 is op verzoek van de gecertificeerde instelling een zorgregeling vastgesteld waar is bepaald dat de moeder één uur in de week omgang heeft met de kinderen en waarbij de omgang verder uitgebreid zou worden onder regie van de jeugdbeschermer. Daarnaast heeft de rechtbank bij beschikking van 3 april 2023 de beslissing op het verzoek van de moeder tot vaststelling van een zorgregeling aangehouden in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. De intentie van belanghebbenden was daarbij dat er zo veel mogelijk contact tussen de kinderen en de moeder zou worden nagestreefd, zolang dit in het belang van de kinderen is.
De kinderrechter constateert dat er in de afgelopen periode weinig vooruitgang is geboekt in de uitbreiding van de contacten tussen de moeder en de kinderen. Teneinde de mogelijkheden van uitbreiding van omgang en eventuele terugplaatsing te kunnen beoordelen, is het van belang dat de moeder de kans krijgt te laten zien dat zij beschikt over voldoende opvoedvaardigheden. De kinderrechter acht het in dit verband van belang dat de gecertificeerde instelling niet te terughoudend is in de uitbreiding van de omgangsmomenten en verder onderzoekt wat de mogelijkheden zijn om de begeleide omgangsmomenten bij de moeder thuis te laten plaatsvinden. Voor de moeder is het van groot belang dat zij gebruik gaat maken van de feedbackmomenten die plaatsvinden voor de omgangsmomenten, zodat zij optimaal kan profiteren van de hulpverlening en de aangedragen tips direct kan toepassen. Daarnaast is het van belang dat de moeder gebruik blijft maken van het wekelijks overlegmoment met de jeugdbeschermers teneinde ruis in de communicatie te voorkomen. Het is immers belangrijk dat de samenwerking tussen de moeder en de gecertificeerde instelling zo soepel mogelijk verloopt, zodat de focus kan liggen op het belang van de kinderen.
De kinderrechter acht het wenselijk de voortgang van de uitbreiding van de contactmomenten en de verbetering van de samenwerking tussen de moeder en de gecertificeerde instelling te volgen en ziet hierin aanleiding het verzoek tot het verlenen van een machtiging uithuisplaatsing gedeeltelijk toe te wijzen en voor het overige aan te houden met verzoek aan de gecertificeerde instelling om uiterlijk één week voor de nader te plannen zitting een update aan de rechtbank en belanghebbenden toe te sturen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] van 12 mei 2023 tot 12 mei 2024 met behoud de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verleende machtiging [minderjarige01] en [minderjarige02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag van 12 mei 2023 tot 12 september 2023;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting
gelegen vóór 12 september 2023, bij voorkeur bij mr. O.F. Bouwman;
verzoekt de gecertificeerde instelling om
uiterlijk één weekvoorafgaand aan voornoemde zitting een schriftelijke update te overleggen en haar standpunt ten aanzien van het aangehouden deel van het verzoek kenbaar te maken;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
- de vader;
- de moeder;
- de advocaat van de moeder: mr. K.J. de Vaan, gevestigd Amsterdam.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2023 door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 juni 2023.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.