ECLI:NL:RBDHA:2023:8179

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
C/09/646555 / JE RK 23-826
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de voorwaardelijke machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 mei 2023 uitspraak gedaan over het verzoek tot intrekking van een voorwaardelijke machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De ouders van [minderjarige01], de vader en de moeder, hebben verzocht om de machtiging tot opname in een gesloten accommodatie te beëindigen. Dit verzoek volgde op een eerdere beschikking van 17 januari 2023, waarin een voorwaardelijke machtiging was verleend voor gesloten jeugdhulp tot 17 juli 2023. De ouders stelden dat de situatie van [minderjarige01] was veranderd en dat een gesloten plaatsing niet langer in haar belang was. Ze gaven aan dat [minderjarige01] zich beter zou ontwikkelen in Brazilië, waar zij naar school kan gaan en mogelijk behandeling kan krijgen van een kinderpsycholoog.

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de feiten en het procesverloop, waaronder het verzoekschrift van 26 april 2023 en de zitting op 9 mei 2023. Tijdens deze zitting is [minderjarige01] gehoord, evenals de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling. De gecertificeerde instelling voerde verweer tegen het verzoek van de ouders, stellende dat de situatie van [minderjarige01] niet was veranderd en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk was om haar ontwikkeling te waarborgen.

De kinderrechter heeft overwogen dat, hoewel [minderjarige01] zich niet aan de voorwaarden van de voorwaardelijke machtiging heeft gehouden, de omstandigheden sinds de eerdere beschikking zijn gewijzigd. De ouders en [minderjarige01] hebben aangegeven dat zij niet langer achter de gesloten plaatsing staan en dat de eerdere plaatsing bij [naam03] als negatief is ervaren. Gezien het feit dat de machtiging tot gesloten plaatsing al tweeënhalve maand niet ten uitvoer is gelegd en er geen incidenten zijn gemeld, heeft de kinderrechter besloten het verzoek van de ouders en [minderjarige01] toe te wijzen en de machtiging tot gesloten plaatsing in te trekken. De kinderrechter heeft het subsidiaire verzoek om de omzetting van de machtiging te beoordelen niet in behandeling genomen, nu het primaire verzoek werd toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/646555 / JE RK 23-826
Datum uitspraak: 10 mei 2023

Beschikking van de kinderrechter

Intrekking (voorwaardelijke) machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak naar aanleiding van het op 26 april 2023 ingekomen verzoekschrift van:

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2006 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] ,
en
[de man01] ,
hierna te noemen: de vader,
en
[de vrouw01] ,
hierna te noemen: de moeder,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de ouders,
beiden wonende te [woonplaats01] .
Allen bijgestaan door advocaat: mr. P. Celikkal te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen van 26 april 2023.
Op 9 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [minderjarige01] en de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
- [naam01] namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige01] is voorafgaand aan de zitting ook in de raadkamer in bijzijn van mr. Celikkal gehoord.

Feiten

  • De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • Bij beschikking van 17 januari 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 17 januari 2023 tot uiterlijk 17 juli 2023, onder de voorwaarden welke aan [minderjarige01] in het aangehechte hulpverleningsplan zijn gesteld, verleend.

Verzoek en verweer

Er is door en namens [minderjarige01] en de ouders verzocht de (voorwaardelijke) machtiging tot het opnemen en doen verblijven van [minderjarige01] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, verleend bij beschikking van de kinderrechter van 17 januari 2023, met onmiddellijke ingang op te heffen of te beëindigen. Subsidiair is verzocht het besluit van [naam02] van 8 maart 2023 tot omzetting van de voorwaardelijke machtiging geheel vervallen te verklaren. Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag.
[minderjarige01] is op 29 januari 2023 geplaatst bij een open groep bij [naam03] van [naam02] . Hier hebben zich vervolgens meerdere incidenten en tekortkomingen van [naam02] voorgedaan. De incidenten en tekortkomingen zijn niet gemeld aan de gecertificeerde instelling, en de gecertificeerde instelling is in de periode van de plaatsing tekortgeschoten in haar contact met [minderjarige01] en met de ouders en in het verzamelen van informatie over het handelen van [naam02] . [minderjarige01] heeft zich vervolgens op 23 februari 2023 onttrokken aan haar verblijf bij [naam03] en is sindsdien niet meer teruggekeerd. De ouders stellen dat zij niet wisten waar [minderjarige01] verbleef. De ouders hebben wel al het mogelijke in werking gezet om te achterhalen wat de verblijfplaats van [minderjarige01] was, maar hebben dit niet kunnen achterhalen. Zij zijn vervolgens door middel van sociale media op de hoogte gesteld dat [minderjarige01] veilig was. De ouders zijn van mening dat een (gesloten) plaatsing van [minderjarige01] niet (langer) in haar belang is en ook niet noodzakelijk is. De ouders hebben een enorme verbetering gezien in het gedrag van [minderjarige01] en vinden dat een (gesloten) plaatsing niet passend is in [minderjarige01] haar situatie. De ouders staan hierdoor niet meer achter de plaatsing, ook naar aanleiding van de onveiligheid die [minderjarige01] heeft gevoeld tijdens haar verblijf in [naam03] . De ouders willen graag emigreren naar Brazilië en hebben er vertrouwen in dat [minderjarige01] zich daar goed zal ontwikkelen. Ze kan daar naar school en kan behandeling van een kinderpsycholoog ontvangen, mocht dit nodig voor haar zijn. Subsidiair wordt aangevoerd dat de omzetting van de voorwaardelijke machtiging tot een gesloten plaatsing niet deugdelijk is verlopen, omdat [naam02] te lang heeft gewacht met het overgaan tot de omzetting, wat impliceert dat er geen acute noodzaak was tot een gesloten plaatsing.
De gecertificeerde instelling heeft verweer gevoerd tegen het verzoek. De gecertificeerde instelling stelt dat de situatie van [minderjarige01] sinds de beschikking van 17 januari 2023 niet is veranderd. De gecertificeerde instelling is van mening dat het onttrekken aan haar plaatsing onderdeel is van het patroon dat [minderjarige01] laat zien, waarbij zij zelfbepalend gedrag vertoont. De gecertificeerde instelling ziet dat er ook bij de ouders een patroon is waarbij [minderjarige01] zorgelijk gedrag vertoont, en de ouders het vervolgens oplossen of bagatelliseren. [minderjarige01] heeft zich nu niet aan de gestelde voorwaarden gehouden en de consequentie hiervan dient dus te zijn dat een gesloten plaatsing moet volgen. Er is geen sprake van een wijziging van de situatie van [minderjarige01] en om tot verandering van haar gedrag te komen, is er wel een noodzaak tot een gesloten plaatsing van [minderjarige01] .

Beoordeling

De kinderrechter overweegt als volgt. Vast staat dat op 17 januari 2023 door de kinderrechter een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 17 januari 2023 tot uiterlijk 17 juli 2023 is verleend, onder de voorwaarden welke aan [minderjarige01] in het aangehechte hulpverleningsplan zijn gesteld. [minderjarige01] is vervolgens op 29 januari 2023 geplaatst op de open groep in [naam03] bij de jeugdhulpaanbieder [naam02] . Zij is hier op 23 februari 2023 zonder toestemming van de hulpverlening vertrokken en verblijft sindsdien op een voor de hulpverlening onbekende plek. Bij brief van 8 maart 2023 heeft de jeugdhulpaanbieder [naam02] de beslissing tot omzetting van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp in een machtiging plaatsing gesloten jeugdhulp aan [minderjarige01] meegedeeld. Tot heden verblijft [minderjarige01] nog op een onbekende plek en is de machtiging gesloten jeugdhulp nog niet ten uitvoer gelegd.
Op grond van artikel 6.1.6 lid 3 van de Jeugdwet kan de jeugdhulpaanbieder de jeugdige doen opnemen wanneer deze de gestelde voorwaarden niet naleeft waardoor de jeugdige ernstig wordt belemmerd in de ontwikkeling naar volwassenheid en deze ernstige belemmering niet buiten de gesloten accommodatie kan worden afgewend. Uit artikel 6.1.6 lid 5 volgt dat de voorwaardelijke machtiging vanaf het moment van de beslissing van de jeugdhulpaanbieder tot omzetting, in dit geval de brief van 8 maart 2023 van [naam02] , geldt als een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in artikel 6.1.2 van de Jeugdwet. Blijkens artikel 6.1.6 lid 7 geldt de beslissing tot omzetting en opname in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp bij een minderjarige die onder toezicht is gesteld als machtiging bedoeld in 1:265b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
De kinderrechter begrijpt het verzoek van [minderjarige01] en haar ouders als een verzoek tot beëindiging van de uithuisplaatsing op grond van artikel 1:265d BW. Uit lid 2 onder a van dit artikel volgt dat de met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar en ouder wegens gewijzigde omstandigheden de gecertificeerde instelling kunnen verzoeken de uithuisplaatsing te beëindigen. Ingevolge lid 3 dient de gecertificeerde instelling binnen twee weken na ontvangst van een dergelijk verzoek een schriftelijke beslissing te geven. Op grond van lid 4 van artikel 1:265d kan de kinderrechter op verzoek van de met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar en ouder een machtiging tot uithuisplaatsing geheel of gedeeltelijk intrekken of de duur ervan bekorten.
De kinderrechter overweegt dat uit de stukken niet blijkt dat de ouders en [minderjarige01] zich eerst met een verzoek tot beëindiging van de uithuisplaatsing tot de gecertificeerde instelling hebben gericht. Nu ter zitting is gebleken dat de gecertificeerde instelling afwijzend zou hebben gereageerd op een dergelijk verzoek zal de kinderrechter de ouders en [minderjarige01] toch ontvankelijk verklaren in hun verzoek.
Tussen verzoekers en de gecertificeerde instelling is allereerst in geschil of sprake is van gewijzigde omstandigheden sinds de beschikking van 17 januari 2023. De kinderrechter stelt voorop dat duidelijk is dat [minderjarige01] zich niet aan de gestelde voorwaarden heeft gehouden. Op grond van de beschikking van 17 januari 2023 mocht de jeugdhulpaanbieder de voorwaardelijke machtiging dan ook omzetten in een machtiging gesloten plaatsing. Uit de stukken en ter zitting is echter gebleken dat de ouders (en [minderjarige01] ) niet langer achter een (gesloten) plaatsing van [minderjarige01] staan en hier zelfs actief op tegen zijn. Dit komt onder andere doordat de ouders en [minderjarige01] de plaatsing bij [naam03] als zeer negatief hebben ervaren. De ouders zijn hierbij van mening dat [minderjarige01] zich beter zal gedragen en zal ontwikkelen in Brazilië. Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat in deze zaak in zoverre de omstandigheden zijn gewijzigd.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of een intrekking van de machtiging uithuisplaatsing in het belang van [minderjarige01] is. De kinderrechter overweegt dat zij de zorgen van de gecertificeerde instelling over [minderjarige01] deelt. De eerdere plaatsing in [naam03] was met reden en [minderjarige01] heeft niet kunnen profiteren van de plaatsing en de geboden behandeling nu zij al na vier weken de accommodatie heeft verlaten. Anderzijds is een gesloten plaatsing een zeer verstrekkende maatregel die uitsluitend kan worden opgelegd indien er geen andere mogelijkheden zijn tot het wegnemen van de ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de minderjarige naar de volwassenheid ernstig belemmeren. Nu de steun van de ouders volledig is vervallen en iedere motivatie bij [minderjarige01] ontbreekt, is de kinderrechter er niet van overtuigd dat een gesloten plaatsing voor [minderjarige01] op dit moment de best passende maatregel is. De kinderrechter acht het hier verder van belang dat de machtiging tot gesloten plaatsing al twee en een halve maand niet ten uitvoer is gelegd, en dat er gedurende die periode geen melding is geweest van incidenten of onveiligheid in relatie tot [minderjarige01] . Gelet op het vorenstaande zal de kinderrechter het verzoek van de ouders en [minderjarige01] toewijzen en de machtiging gesloten plaatsing intrekken. Nu het primaire verzoek wordt toegewezen komt de kinderrechter niet toe aan beoordeling van het subsidiaire verzoek.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
trekt de machtiging [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet, in;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023 door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.