ECLI:NL:RBDHA:2023:8198

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
NL23.14286
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in mvv-aanvraag wegens gebrek aan spoedeisend belang en niet verstreken beslistermijn

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een afgewezen mvv-aanvraag. Verzoeker, een Rwandese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een mvv voor verblijf als familie- of gezinslid bij zijn partner in Nederland. De aanvraag werd op 18 januari 2023 afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat niet voldaan werd aan het middelenvereiste en de referente niet in aanmerking kwam voor vrijstelling. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zijn jongste dochter ernstig ziek is en 24 uur per dag medische zorg nodig heeft.

De voorzieningenrechter overwoog dat er geen sprake was van een zwaarwegend spoedeisend belang, omdat de wettelijke beslistermijn voor het bezwaar nog niet was verstreken. Verweerder had aangegeven dat hij zorg zou dragen voor een tijdige beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter wees het verzoek om de voorlopige voorziening af, omdat toewijzing zou leiden tot onomkeerbare gevolgen voor de verblijfsvoorwaarden van verzoeker. Ook het subsidiaire verzoek om verweerder te verplichten binnen twee weken een beslissing te nemen, werd afgewezen, omdat de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit nog niet was verstreken.

De voorzieningenrechter erkende de schrijnende situatie van verzoeker en zijn gezin, maar benadrukte dat dit niet kon leiden tot toewijzing van het verzoek. De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. J. de Winter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14286

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P. van Zijl).

Procesverloop

Bij besluit van 18 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker voor afgifte van een mvv [1] voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam referente] (referente)’ afgewezen.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op verzoek van de voorzieningenrechter heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist, is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Verzoeker stelt te zijn geboren op [geboortedag verzoeker] 1979 en de Rwandese nationaliteit te hebben. Hij beoogt verblijf in Nederland bij zijn gestelde partner en hun kinderen. Bij besluit van 18 januari 2023 heeft verweerder zijn mvv-aanvraag afgewezen omdat niet wordt voldaan aan het middelenvereiste. Ook komt referente niet in aanmerking voor vrijstelling. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarop nog niet is beslist.
2. Verzoeker heeft op 11 mei 2023 om een voorlopige voorziening gevraagd. Hij wijst erop dat zijn jongste dochter, [naam jongste dochter], ernstig ziek is. Zij heeft een tracheostoma en heeft 24 uur per dag medische zorg nodig. Referente beschikt thuis niet over mantelzorgers die nodig zijn om [naam jongste dochter] te verzorgen. Het gezin verblijft daarom in het [tijdelijk verblijfadres]. Daar wordt referente getraind en ondersteund in de zorg voor [naam jongste dochter]. Zij kunnen pas naar huis als 24-uurs medische en verpleegkundige hulp is geregeld. Verzoeker wijst er verder op dat het verblijf in het [tijdelijk verblijfadres] de Nederlandse Staat € 1.090 per dag kost. Omdat verzoeker geen verblijf heeft in Nederland kan hij niet bijdragen in de zorg voor [naam jongste dochter]. Het gevolg is dat moeder en kinderen niet ontslagen kunnen worden uit het Jeroen Pit-Huis. Naast de hoge kosten, houdt het gezin ook een plek bezet in het [tijdelijk verblijfadres]. Verder kunnen de andere kinderen van verzoeker en referente nu ook niet naar hun eigen school.
3. Verzoeker vraagt primair om het bestreden besluit te schorsen en verweerder op te dragen hem te behandelen als ware hij in het bezit is van een mvv en hem dus toegang te verlenen tot Nederland. Subsidiair vraagt verzoeker te bepalen dat verweerder binnen twee weken een beslissing op zijn bezwaar neemt.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van zwaarwegend spoedeisend belang omdat niet gebleken is dat het verblijf van referente en [naam jongste dochter] in het [tijdelijk verblijfadres] in tijdsduur is gelimiteerd en de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht. De tegenstrijdige verklaringen van verzoeker roepen vragen op die eerst moeten worden beantwoord voordat eventueel wordt overgegaan tot inwilliging van de aanvraag. Indien verzoeker bij wijze van een voorlopige voorziening Nederland in mag reizen zijn de gevolgen onomkeerbaar: verzoeker verkrijgt dan toegang tot Nederland zonder dat evident aan de verblijfsvoorwaarden is voldaan. Ook heeft verzoeker geen argumenten aangedragen die onderbouwen dat het bestreden besluit onjuist is. Verder wijst verweerder erop dat de wettelijke beslistermijn nog niet verstreken is. Verweerder onderkent het belang van verzoeker bij een tijdige beslissing op zijn bezwaar en zal er zorg voor dragen dat deze beslissing voor de afloop van de beslistermijn wordt genomen. Verweerder verzet zich echter wel tegen de toewijzing van het subsidiaire verzoek, nu nader onderzoek nodig is voordat beslist kan worden.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
Spoedeisend belang
5. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb [2] kan de voorzieningenrechter op verzoek
een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken
belangen, dat vereist.
6. Op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter ook
in geval van een niet-kennelijke afdoening uitspraak doen zonder een zitting te houden
wanneer onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden
geschaad. De voorzieningenrechter maakt gebruik van deze bevoegdheid omdat hij een spoedeisend belang aanwezig acht.
Inhoudelijke beoordeling
7. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
8. In de eerste plaats overweegt de voorzieningenrechter dat de verzochte voorlopige voorziening een voorlopig karakter mist, voor zover daarbij wordt verzocht om verzoeker te behandelen als ware in het bezit van een mvv. Uit het systeem van de wet- en regelgeving volgt dat een vreemdeling in zijn land van herkomst een mvv dient aan te vragen, voordat hij Nederland kan inreizen. Als deze voorlopige voorziening wordt toegewezen zal verzoeker Nederland in kunnen reizen zodat de feitelijke situatie ontstaat die verzoeker met zijn aanvraag heeft beoogd, terwijl verweerder nog niet op het bezwaar heeft beslist. De gevolgen van toewijzing van de voorlopige voorziening zijn dan ook onomkeerbaar. De voorzieningenrechter zal het primaire verzoek van verzoeker om die reden niet toewijzen.
9. Wat betreft het subsidiaire verzoek van verzoeker wordt overwogen dat verweerder op grond van artikel 76, eerste lid, van de Vw [3] binnen negentien weken moet beslissen op het bezwaar van verzoeker. Bij brief van 15 februari 2023 heeft verweerder deze termijn verlengd met zes weken op grond van artikel 7:10, derde lid, van de Awb. Deze termijn is gaan lopen vanaf het moment dat verzoeker het verzuim heeft hersteld. [4] Verweerder heeft verzoeker op 15 februari 2023 een herstelverzuimbrief gestuurd, waarna verzoeker op 23 februari 2023 de gronden van bezwaar heeft ingediend. Dit maakt dat verweerder uiterlijk op 17 augustus 2023 een besluit op het bezwaar van verzoeker bekend dient te maken. De wettelijke beslistermijn is dus nog lang niet verstreken. De voorzieningenrechter kan verweerder dan ook niet opdragen om binnen twee weken een beslissing op zijn bezwaar te nemen. Ook het subsidiaire verzoek kan daarom niet worden toegewezen.
10. De voorzieningenrechter is ervan op de hoogte dat verweerder kampt met capaciteitsproblemen. Verzoeker heeft met de kinderrechtrapportage van Defence for Children en de verklaringen van het [tijdelijk verblijfadres] en het Zorgsaam Ziekenhuis echter voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een schrijnende situatie. Verzoeker en referente hebben dan ook groot belang bij een spoedige beslissing op het bezwaar. Dit laat onverlet dat dit niet kan leiden tot toewijzing van het verzoek. Gelet op de schrijnende situatie verwacht de voorzieningenrechter echter wel van verweerder dat hij zo spoedig mogelijk en ruim binnen de wettelijke termijn een besluit neemt.
Conclusie
11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
12. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Zie artikel 7:10, tweede lid, van de Awb.