In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag van 16 mei 2022 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse ambassade in New York op 10 februari 2023 gemachtigd is om een mvv te verlenen. Na deze inwilligende beschikking heeft de rechtbank aan eiser gevraagd of hij het beroep wenst te handhaven. Eiser heeft aangegeven bereid te zijn het beroep in te trekken als verweerder de proceskosten wil voldoen en een formulier in het digitaal dossier uploadt. Verweerder heeft echter niet gereageerd op dit verzoek van de rechtbank.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat met de inwilliging van de aanvraag om een mvv aan het beroep tegemoet is gekomen, waardoor eisers geen procesbelang meer hebben in dat opzicht. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben ook verzocht om de bestuurlijke dwangsommen vast te stellen en om verweerder te veroordelen in de door hen gemaakte proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken, waardoor verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 418,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.