ECLI:NL:RBDHA:2023:8205

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
NL22.15467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft verzoeker op 10 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 8 januari 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 1 december 2022 de asielaanvraag ingewilligd. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verzoeker zijn aanvraag op 8 januari 2022 ingediend en is de beslistermijn aangevangen op 12 april 2022, toen verweerder besloot de asielaanvraag in de nationale procedure te behandelen.

De rechtbank constateert dat de ingebrekestelling van verzoeker op 9 juli 2022 prematuur was, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De uiterlijke beslisdatum was 12 oktober 2022. Had verzoeker het beroep niet ingetrokken, zou de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk hebben verklaard. Daarom komt het verzoek om vergoeding van de proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.

De beslissing van de rechtbank is dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15467

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], verzoeker

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 10 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 8 januari 2022.
Bij besluit van 1 december 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verzoeker heeft zijn aanvraag op 8 januari 2022 ingediend. Op 8 maart 2022 heeft verweerder een claimverzoek ingediend bij de Sloveense autoriteiten op grond van de Dublinverordening. [2] Deze claim is door de Sloveense autoriteiten op 10 maart 2022 afgewezen. Op 17 maart 2022 heeft verweerder informatie ontvangen van de Sloveense autoriteiten zoals bedoeld in artikel 34 van de Dublinverordening. Op 12 april 2022 heeft verweerder meegedeeld dat de asielaanvraag van verzoeker alsnog in de nationale procedure zal worden behandeld en dat de Dublinprocedure wordt afgesloten.
3. Uit artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 volgt dat de termijn voor het beslissen op een asielaanvraag aanvangt op het moment waarop is komen vast te staan dat Nederland verantwoordelijk is of zal worden voor de behandeling van de asielaanvraag. In dit geval is de beslistermijn aangevangen op 12 april 2022. Gelet hierop is de door verzoeker op 9 juli 2022 ingediende ingebrekestelling prematuur ingediend, nu op dat moment de beslistermijn nog niet was verstreken. De uiterlijke beslisdatum was namelijk 12 oktober 2022. De rechtbank zou het beroep daarom niet-ontvankelijk hebben verklaard als het niet was ingetrokken. Hieruit volgt dat het verzoek van verzoeker om verweerder te veroordelen in de proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking komt.
4. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van
mr.R. de Mul, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Verordening (EU) 604/2013.