ECLI:NL:RBDHA:2023:8220

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
NL22.11914
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in het verzet van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van 17 februari 2023. De staatssecretaris had verzet aangetekend tegen de uitspraak waarin het beroep van eiser, die op 24 juni 2022 beroep had ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 18 augustus 2021, gegrond was verklaard. De rechtbank had de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvraag bekend te maken.

De rechtbank heeft in deze procedure zonder zitting uitspraak gedaan op basis van artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft overwogen dat de wettelijke beslistermijn voor de asielaanvraag was verstreken, maar dat de staatssecretaris ten onrechte had gesteld dat de beslistermijn pas was aangevangen op 17 maart 2022. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van eiser op 3 juni 2022 prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet van de staatssecretaris gegrond verklaard en het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat er geen nader onderzoek ter zitting nodig was, omdat er geen twijfel bestond over het eindoordeel. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier N.A. D’Hoore, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.11914 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, opposant,

tegen de uitspraak van 17 februari 2023 in de beroepszaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

opposant.

Procesverloop

Eiser heeft op 24 juni 2022 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 18 augustus 2021.
Bij uitspraak van 17 februari 2023 heeft de rechtbank dat beroep gegrond verklaard en het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd. Opposant is daarbij opgedragen om binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvraag bekend te maken.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:55, vierde en tiende lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. In verzet kan in beginsel uitsluitend worden beoordeeld of de rechtbank terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan.
2. De rechtbank is in haar uitspraak van 17 februari 2023 tot de conclusie gekomen dat de wettelijke beslistermijn is verstreken zonder dat een besluit op de aanvraag is genomen en dat eiser op 3 juni 2022 rechtsgeldig een ingebrekestelling heeft verzonden. De rechtbank is ervan uitgegaan dat opposant uiterlijk op 18 februari 2022 een beslissing op de aanvraag had moeten nemen.
3. Opposant voert aan dat de rechtbank ten onrechte ervan is uitgegaan dat hij uiterlijk op 18 februari 2022 een besluit had moeten nemen op de aanvraag van eiser. Opposant stelt in dat verband dat de beslistermijn pas is aangevangen op 17 maart 2022, de datum waarop eiser is meegedeeld dat hij is toegelaten tot de nationale procedure. Opposant is in eerste instantie er namelijk van uitgegaan dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag.
4. Het standpunt van opposant slaagt. Opposant heeft zich in verzet terecht op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte het beroep middels vereenvoudigde behandeling, zonder zitting, gegrond heeft verklaard. Het verzet dient daarom gegrond te worden verklaard.
5. De rechtbank doet meteen uitspraak in de hoofdzaak en overweegt daartoe als volgt.
6. Eiser heeft op 18 augustus 2021 een asielaanvraag ingediend. Op 17 maart 2022 heeft opposant eiser bericht dat zijn asielaanvraag in de nationale procedure zal worden behandeld. Dit betekent dat opposant vanaf die datum verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. Op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 is de beslistermijn van zes maanden daarom op 17 maart 2022 aangevangen. Deze termijn is op 17 september 2022 geëindigd. Op 3 juni 2022 heeft eiser opposant in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken. Eisers ingebrekestelling was dus prematuur en daarom niet rechtsgeldig. Zonder geldige ingebrekestelling kan geen beroep wegens niet tijdig beslissen worden ingesteld. Het beroep moet om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
Over dit eindoordeel bestaat bij de rechtbank geen twijfel. De rechtbank is van oordeel dat een nader onderzoek ter zitting daarom niet nodig is. De rechtbank doet daarom zonder zitting uitspraak, niet alleen op het verzet, maar ook op het beroep.
7. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
8. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist op het verzet geen rechtsmiddel open.
Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht