ECLI:NL:RBDHA:2023:8231
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A. Bondarev, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer zou gelden voor Oostenrijk, verwijzend naar het AIDA-rapport. De rechtbank heeft de zaak op 4 april 2023 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank overwoog dat de verweerder op goede gronden de aanvraag niet in behandeling had genomen, aangezien Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser had in zijn aanmeldgehoor geen bezwaar gemaakt tegen de overdracht naar Oostenrijk en had geen zienswijze ingediend. De rechtbank stelde vast dat het aan eiser was om met concrete aanwijzingen aan te tonen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in dit geval niet kon worden toegepast. Eiser slaagde hier niet in, en de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat Dublinterugkeerders in Oostenrijk te maken zouden krijgen met pushbacks of dat er ernstige tekortkomingen in de medische voorzieningen waren.
De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiser ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 14 april 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.