ECLI:NL:RBDHA:2023:8263

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
NL23.14533
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan Eritrese moeder en haar minderjarige zoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsbeperkende maatregel die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiseres, een Eritrese moeder, was opgelegd. De maatregel, die op 19 april 2023 is ingegaan, verplichtte eiseres om te verblijven in de gemeente Emmen, in de vrijheidsbeperkende locatie Gezinslocatie Emmen. De staatssecretaris heeft deze maatregel opgelegd omdat eiseres geen rechtmatig verblijf meer had en niet voldeed aan haar verplichting om Nederland uit eigen beweging te verlaten. Eiseres had geen vaste woon- of verblijfsplaats en beschikte niet over voldoende middelen van bestaan. Bovendien was er geen alternatieve opvangplek voor haar en haar minderjarige zoon beschikbaar.

Eiseres heeft in haar beroep aangevoerd dat de staatssecretaris niet langer mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië, verwijzend naar recente uitspraken van de Raad van State. Zij stelde dat gedwongen terugkeer naar Italië zou leiden tot schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat zij in een situatie van extreme materiële ontbering zou komen te verkeren en niet de noodzakelijke medische zorg zou ontvangen.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris de vrijheidsbeperkende maatregel terecht heeft opgelegd. Eiseres had sinds 12 april 2023 geen rechtmatig verblijf meer en geen recht op opvang en voorzieningen. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiseres, die betrekking hadden op de omstandigheden in Italië, niet afdoen aan de rechtmatigheid van de maatregel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14533

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

geboren op [geboortedatum] ,
van Eritrese nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
mede namens haar minderjarige zoon,
[naam] ,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. Th.H. Meeuwis),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 19 april 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiseres een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (hierna: vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Op 16 mei 2023 zijn de gronden van beroep ingediend.
Verweerder heeft op 30 mei 2023 een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk te behandelen. Met toepassing van artikel 8:57, van de Algemene wet bestuursrecht is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 56, eerste lid, van de Vw 2000 kan door de staatssecretaris overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te geven regels, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, de vrijheid van beweging worden beperkt van de vreemdeling die:
a. geen rechtmatig verblijf heeft;
b. rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, met uitzondering van de onderdelen b, d, en e.
2. De staatssecretaris heeft eiseres verplicht om met ingang van 19 april 2023 te verblijven in de gemeente Emmen, alwaar zij zich in de vrijheidsbeperkende locatie Gezinslocatie Emmen (VBL) in Emmen dient op te houden. De staatssecretaris heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en acht hierbij van belang dat eiseres niet heeft voldaan aan haar rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten, dat eiseres geen vaste woon-of verblijfsplaats heeft en dat eiseres niet over voldoende middelen van bestaan beschikt. Ook bestaat er voor eiseres geen alternatieve opvangplek om heen te gaan met haar minderjarige kind. Eiseres heeft sinds 12 april 2023 geen recht op opvang en voorzieningen nadat het ingediende beroep tegen de beschikking op haar asielaanvraag van 14 maart 2023 ongegrond is verklaard en de voorlopige voorziening op die datum is afgewezen. Met de plaatsing in de VBL wordt voorkomen dat eiseres geen opvang heeft.
3. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris in Dublinzaken ten aanzien van Italië niet langer mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en verwijst in dit kader naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 26 april 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:1654 en ECLI:NL:RVS:2023:1655). Eiseres stelt dat er in haar geval sprake is van een analoge situatie. Het is volgens eiseres aannemelijk dat Italië ook ten aanzien van statushouders zijn internationale verplichtingen, waaronder die van de Opvangrichtlijn, niet nakomt. Eiseres stelt dat gedwongen terugkeer naar Italië schending van artikel 3 EVRM oplevert doordat zij in een situatie van extreme materiële ontbering zal komen te verkeren en zij niet de medische zorg zal krijgen als die in Nederland wordt verleend.
4. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris op 19 april 2023 aan eiseres de vrijheidsbeperkende maatregel heeft mogen opleggen. Eiseres heeft sinds 12 april 2023 geen rechtmatig verblijf meer en geen recht meer op opvang en voorzieningen jegens het COa. Ook heeft de staatssecretaris in de maatregel voldoende gemotiveerd waarom de vrijheidsbeperkende maatregel aan eiseres wordt opgelegd. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet heeft weersproken dat het belang van de openbare orde het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel vordert. De beroepsgronden van eiseres zien op de omstandigheden in Italië en doen derhalve niet af aan de rechtmatigheid van deze vrijheidsbeperkende maatregel. Indien eiseres meent dat haar een verblijfsrecht in Nederland toekomt dient zij een daartoe strekkende aanvraag bij de staatssecretaris in te dienen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.