In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil over de verlening van een exploitatievergunning en een ontheffing van de sluitingstijden aan horeca-inrichting [bedrijfsnaam 5] B.V. De burgemeester van Den Haag had op 14 mei 2021 aan [bedrijfsnaam 5] een Drank- en Horecawetvergunning, een exploitatievergunning en een permanente ontheffing van de sluitingstijden verleend. Dit besluit werd bestreden door meerdere eisers, waaronder [eiser 1], [eiser 2], [eiser 3], [eiseres 1], [eiser 4] en [eiseres 2]. De rechtbank oordeelde dat de exploitatievergunning in strijd was met het geldende bestemmingsplan, dat geen horeca in de categorie zwaar toestaat ter plaatse van de horeca-inrichting. De rechtbank concludeerde dat de vergunningen niet hadden mogen worden verleend, omdat het gebruik als zware horeca langer dan een jaar was onderbroken, wat in strijd is met de gebruiksovergangsregels van het bestemmingsplan. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herroept de primaire besluiten van 14 mei 2021, waarbij de exploitatievergunning en de ontheffing van de sluitingstijden aan [bedrijfsnaam 5] waren verleend. Tevens werd bepaald dat de burgemeester het door de eisers betaalde griffierecht moest vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van eiseres 1 werd veroordeeld.