In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Braziliaanse, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat op 25 februari 2023 door de staatssecretaris was opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op 10 mei 2023 behandeld, maar beide partijen zijn niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en zich vervolgens gebogen over de argumenten van eiseres.
De staatssecretaris stelde dat er een risico bestond dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken, en onderbouwde dit met een zware en vier lichte gronden. Eiseres heeft deze gronden niet betwist, wat de rechtbank deed concluderen dat er voldoende risico was voor de staatssecretaris om geen termijn voor vrijwillig vertrek te bieden. Eiseres voerde aan dat het inreisverbod in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat de staatssecretaris niet inging op haar persoonlijke omstandigheden, zoals haar Kroatische partner en familieleden in de EU.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in beginsel een inreisverbod voor twee jaar oplegt, maar dat dit kan worden verkort of achterwege gelaten als bijzondere omstandigheden worden aangetoond. Eiseres heeft echter geen bewijsstukken overlegd die haar claims onderbouwen, waardoor de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht het inreisverbod had opgelegd. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.