ECLI:NL:RBDHA:2023:8302

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
23_2809
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake openbaarmakingsbesluit boete op grond van de Wet op de Kansspelen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, een Belgische B.V. die online gokspellen aanbiedt. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een openbaarmakingsbesluit van de Kansspelautoriteit, waarin een bestuurlijke boete van € 400.000,- was opgelegd voor overtreding van de Wet op de Kansspelen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de boete was opgelegd omdat verzoekster in de periode van 12 oktober 2021 tot en met 15 maart 2022 reclame had gemaakt voor kansspelen gericht op jongvolwassenen tussen de 18 en 24 jaar, wat in strijd zou zijn met de wet. Verzoekster betwistte de rechtmatigheid van het boetebesluit en vroeg de voorzieningenrechter om het openbaarmakingsbesluit te schorsen totdat op haar bezwaar was beslist.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat de openbaarmaking van het boetebesluit onomkeerbaar zou zijn. Echter, de rechter benadrukte dat het oordeel over de rechtmatigheid van het boetebesluit niet in deze procedure kon worden behandeld, aangezien dit een meer indringende toets vereist. De voorzieningenrechter voerde een belangenafweging uit en concludeerde dat het belang van de openbaarmaking zwaarder woog dan de belangen van verzoekster. De rechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat verzoekster geen zwaarwegende redenen had aangedragen die opwogen tegen het algemene belang van openbaarmaking. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2809

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 juni 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., te [vestigingsplaats] , België, verzoekster

(gemachtigde: mr. S.H. van der Veldt en mr. J.L. Vissers),
en

de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit

(gemachtigde: mr. P.B. Thiemann en mr. K. Hollemans).

Procesverloop

Bij besluit van 4 april 2023 (het openbaarmakingsbesluit) heeft verweerder besloten tot openbaarmaking over te gaan van het besluit van diezelfde datum (het boetebesluit), waarin verweerder een bestuurlijke boete van € 400.000,- aan verzoekster heeft opgelegd voor overtreding van de Wet op de Kansspelen (Wok).
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft bij e-mail van 19 april 2023 de voorzieningenrechter laten weten dat het openbaarmakingsbesluit wordt opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
Het verzoek is op 22 mei 2023 ter zitting behandeld, samen met het verzoek met zaaknummer SGR 23/2808, inzake het boetebesluit. In beide zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
Verzoekster heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door [naam 1] , directeur bij verzoekster, en [naam 2] , bedrijfsjurist bij verzoekster. Verzoekster is bijgestaan door haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2. Verzoekster heeft een vergunning om online gokspellen te mogen aanbieden op de Nederlandse markt. Toezichthouders van verweerder hebben vastgesteld dat verzoekster in de periode 12 oktober 2021 tot en met 15 maart 2022 wervings- en reclameactiviteiten voor kansspelen heeft gericht op personen in de leeftijdscategorie tussen de 18 en 24 jaar. Verweer stelt dat verzoekster daarmee de Wet op de kansspelen heeft overtreden en heeft daarom aan verzoekster een boete opgelegd van € 400.000,-. [1] De boete bestaat uit een basisbedrag van € 350.000,- en is verhoogd omdat de strategie lange tijd onderdeel is geweest van de bedrijfsvoering. In lijn met zijn beleid heeft verweerder tevens besloten dit boetebesluit te openbaren. [2] Verzoekster is het hier niet eens en heeft de voorzieningenrechter verzocht het besluit tot openbaarmaking te schorsen tot het moment dat op haar bezwaar is beslist.
Wat vindt verzoeker?
3. De bezwaren van verzoekster richten zich met name op de onrechtmatigheid van het boetebesluit, waarmee de onrechtmatigheid van de openbaarmaking van dit besluit wordt gegeven. Verzoekster ontkent niet dat zij reclame e-mails aan jongvolwassenen in de leeftijd 18 tot 24 jaar heeft verstuurd, maar stelt dat verweerder de wettelijke bepaling op basis waarvan zij als overtreder is aangemerkt veel te ruim uitlegt. Omdat deze bepaling voor meerdere uitleg vatbaar is, is de oplegging van de boete in strijd met het lex certa- en het legaliteitsbeginsel. Ook kleven er motiveringsgebreken aan het besluit omdat verweerder selectief gebruik maakt van citaten uit de toelichting, en zij daarmee een vertekend beeld geeft. Verweerder had de kansspelenmarkt bovendien op zijn uitleg van de wetsbepaling moeten wijzen, zeker omdat de e-mails zijn verzonden net na opening van de markt voor online kansspelen in Nederland. Ook bij andere kansspelaanbieders bestaat er onduidelijkheid over de uitleg van de bepaling. Verder is het besluit onevenredig en is het boetebedrag onredelijk hoog. Illegale diensten die opereren zonder vergunning komen in verhouding beter met overtredingen weg dan verzoekster, terwijl zij de intentie heeft zich legaal te gedragen (kanalisatieargument).
Het oordeel van de voorzieningenrechter
4. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. [3] Voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld, moet eerst worden beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er sprake van een voldoende spoedeisend belang omdat de openbaarmaking van het boetebesluit onomkeerbaar is.
5. De vraag of het boetebesluit openbaar mag worden gemaakt hangt samen met de beoordeling of verweerder de boete terecht heeft opgelegd. De voorzieningenrechter heeft in de zaak SGR 23/2808 bij uitspraak van heden geoordeeld dat het boetebesluit niet evident onrechtmatig is. De vraag of de boete terecht is opgelegd is echter een meer indringende toets, en de voorzieningenrechter is van oordeel dat deze voorzieningenprocedure zich niet leent voor beantwoording van deze vraag. Dit onder meer omdat de discussie zich primair focust over de interpretatie en de uitleg van de wet. De voorzieningenrechter zal haar oordeel daarom beperken tot een belangenafweging.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat het boetebesluit is genomen in het kader van een aan verweerder door de wetgever toegekende taak om toezicht te houden op de naleving van regelgeving en de daarmee samenhangende bevoegdheid om handhavend op te treden tegen overtreding van die regelgeving. Het past in het kader van deze toezichthoudende taak dat boetebesluiten worden gepubliceerd, zodat bekendheid wordt gegeven aan de wijze van uitvoering van deze taak en de consument wordt gewaarschuwd. [4] Ook gaat er van de bekendmaking een afschrikkende werking uit voor andere partijen binnen de branche. [5]
7. Daartegenover staat het belang van verzoekster dat is gediend bij het niet openbaar maken van het besluit. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat verzoekster geen zwaarwegende redenen heeft aangedragen die opwegen tegen het algemene belang dat is gediend met de openbaarmaking. Dit te meer omdat onvoldoende is gebleken dat verzoekster door het openbaarmakingsbesluit zich in een acute financiële noodsituatie zal bevinden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder daarom in dit geval zijn belangen bij openbaarmaking van het boetebesluit zwaarder mogen laten wegen dan het belang van verzoekster om geen nadelen te ondervinden door die openbaarmaking.
Conclusie
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 4a, tweede lid, in samenhang met artikel 35a van de Wet op de kansspelen in samenhang met artikel 2, vierde lid, aanhef en onder a, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen (Bwrvk).
2.Artikel 3.1 van de Wet open overheid (Woo).
3.Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:484 (rechtsoverweging 10).
5.Zie het Openbaarmakingsbeleid van de Kansspelautoriteit, via: https://kansspelautoriteit.nl/over-ons/bestuur-organisatie-samenwerking/openbaarmakingsbeleid/.