ECLI:NL:RBDHA:2023:8303

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
23_2731
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft verzoekster, een B.V. uit een onbekende vestigingsplaats, een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. Dit verzoek volgde op een besluit van 6 maart 2023, waarbij de gemeente besloot een verbeurde dwangsom van € 5.000,- in te vorderen. Verzoekster maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld. In zijn overwegingen benadrukt hij dat indien iemand een verzoek om voorlopige voorziening indient, het noodzakelijk is om griffierecht te betalen. Indien het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, kan de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk verklaren, tenzij het niet betalen aan de betrokkene niet kan worden toegerekend.

Verzoekster ontving op 14 april 2023 een aangetekende nota waarin zij werd verzocht het griffierecht te betalen. Er werd aangegeven dat als de betaling niet binnen twee weken zou plaatsvinden, het verzoek niet-ontvankelijk verklaard zou worden. De voorzieningenrechter constateert dat verzoekster het griffierecht niet heeft voldaan en dat de termijn inmiddels is verstreken. Bovendien heeft verzoekster geen redenen aangedragen voor het uitblijven van de betaling. Daarom verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, en is openbaar uitgesproken op 19 mei 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, conform de artikelen 8:83 en 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2731

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 mei 2023 in de zaak tussen

[VERZOEKSTER] B.V., uit [vestigingsplaats], verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2023 heeft verweerder aan verzoekster besloten de door hem verbeurde dwangsom ten bedrage van € 5.000,- in te vorderen.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting. [1]

Overwegingen

1. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht betrokkene niet kan worden toegerekend. [2]
2. Bij aangetekende nota van 14 april 2023 is verzoekster verzocht om het griffierecht te betalen, en is aangegeven dat als betaling niet binnen twee weken geschied het verzoek niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De voorzieningenrechter constateert dat het verschuldigde griffierecht door verzoekster niet is voldaan, en dat de termijn om dit te doen inmiddels is verstreken. Ook heeft verzoekster geen reden aangedragen waarom zij heeft nagelaten het griffierecht te betalen. Vanwege het uitblijven van de betaling verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening
niet-ontvankelijk
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
2.Artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, zesde lid, van de Awb.