ECLI:NL:RBDHA:2023:8304
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- A.M.H. van der Poort-Schoenmakers
- B.D.A. Mantingh
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens ontbreken spoedeisend belang en evident onrechtmatig besluit
In deze zaak heeft verzoekster op 7 april 2022 bezwaar ingediend tegen de hoogte van de aan haar toegekende aanvullende schadevergoeding door de Belastingdienst/Toeslagen. Op 11 oktober 2022 heeft verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, dat op 25 november 2022 werd afgewezen vanwege het ontbreken van een voldoende spoedeisend belang. Verzoekster heeft op 30 maart 2023 aangegeven het verzoek om een voorlopige voorziening te willen handhaven, maar de voorzieningenrechter heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er onvoldoende sprake is van onverwijlde spoed. Hoewel verzoekster heeft aangegeven met armoede geconfronteerd te worden, is deze stelling niet onderbouwd met financiële stukken. Er is geen nieuwe informatie gepresenteerd die aantoont dat verzoekster zich in een acute financiële noodsituatie bevindt. Bovendien is er geen concreet verband aangetoond tussen de verslechterde gezondheid van een derde en de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter concludeert dat de procedure niet kan worden gebruikt om de behandeling van het bezwaar te bespoedigen.
Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen niet evident onrechtmatig is. Dit betekent dat er geen ernstige twijfels zijn over de juistheid van het standpunt van verweerder, en dat het besluit in een bodemprocedure waarschijnlijk in stand zal blijven. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers en is openbaar uitgesproken op 11 mei 2023.