ECLI:NL:RBDHA:2023:8304

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
23_1643
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens ontbreken spoedeisend belang en evident onrechtmatig besluit

In deze zaak heeft verzoekster op 7 april 2022 bezwaar ingediend tegen de hoogte van de aan haar toegekende aanvullende schadevergoeding door de Belastingdienst/Toeslagen. Op 11 oktober 2022 heeft verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, dat op 25 november 2022 werd afgewezen vanwege het ontbreken van een voldoende spoedeisend belang. Verzoekster heeft op 30 maart 2023 aangegeven het verzoek om een voorlopige voorziening te willen handhaven, maar de voorzieningenrechter heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er onvoldoende sprake is van onverwijlde spoed. Hoewel verzoekster heeft aangegeven met armoede geconfronteerd te worden, is deze stelling niet onderbouwd met financiële stukken. Er is geen nieuwe informatie gepresenteerd die aantoont dat verzoekster zich in een acute financiële noodsituatie bevindt. Bovendien is er geen concreet verband aangetoond tussen de verslechterde gezondheid van een derde en de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter concludeert dat de procedure niet kan worden gebruikt om de behandeling van het bezwaar te bespoedigen.

Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen niet evident onrechtmatig is. Dit betekent dat er geen ernstige twijfels zijn over de juistheid van het standpunt van verweerder, en dat het besluit in een bodemprocedure waarschijnlijk in stand zal blijven. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers en is openbaar uitgesproken op 11 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1643

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 mei 2023 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. S.V. Hendriksen),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

Procesverloop

Verzoekster heeft op 7 april 2022 bezwaar ingediend bij verweerder tegen de hoogte van de aan haar toegekende aanvullende schadevergoeding.
Op 11 oktober 2022 heeft verzoekster een eerste verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Het verzoek is op 17 november 2022 ter zitting behandeld. Op 25 november 2022 heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen vanwege het ontbreken aan een voldoende spoedeisend belang.
Op 28 februari 2023 heeft verzoeker een brief naar de rechtbank gestuurd inzake een beroep niet tijdig beslissen (SGR 23/1132). Deze brief is per abuis ook aangemerkt als een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster heeft bij brief van 30 maart 2023 laten weten het verzoek om een voorlopige voorziening te willen handhaven.
De voorzieningenrechter heeft een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten. [1]

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist. [2]
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat hiervan onvoldoende sprake is. Dat verweerder het belang van snelheid in de procedure erkent, betekent nog niet dat er sprake is van een voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekster heeft te kennen gegeven dat zij met armoede wordt geconfronteerd. Deze stelling is echter niet met (financiële) stukken onderbouwd. Ten opzichte van de op 25 november 2022 afgewezen voorziening, is er geen nieuwe informatie naar voren gebracht waaruit blijkt dat verzoekster zich momenteel in een acute financiële noodsituatie begeeft. Daarnaast overweegt de voorzieningenrechter dat er een onvoldoende concreet verband bestaat tussen de verslechterde gezondheid van de heer [naam] en de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter snapt dat de duur van de herstelregeling zwaar kan drukken op de gezondheid, maar dat de hier gekozen procedure niet kan worden ingezet om de behandeling van het bezwaar te bespoedigen.
3. Als er geen sprake is van een spoedeisend belang, kan de door verzoekster gevraagde voorziening toch worden getroffen als het besluit evident onrechtmatig is. Daarmee wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in een bodemprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter is, anders dan verzoekster, van oordeel dat daar geen sprake van is.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.