ECLI:NL:RBDHA:2023:8309
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake cursus rijgedrag door taxichauffeur
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een taxichauffeur, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, dat hem verplichtte een cursus over verantwoord rijgedrag te volgen. Indien verzoeker deze cursus niet zou volgen, zou hij zijn rijbewijs verliezen. Verzoeker stelde dat hij de kosten van de cursus niet kon dragen, wat zijn spoedeisend belang vormde.
De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er onvoldoende sprake was van onverwijlde spoed. Een financieel belang alleen is in de regel niet voldoende om een voorlopige voorziening te treffen. De rechter concludeerde dat verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van een acute financiële noodsituatie die een uitzondering op deze regel rechtvaardigde. Bovendien had verweerder verzoeker de mogelijkheid geboden om een betalingsregeling te treffen.
Daarnaast overwoog de voorzieningenrechter dat, zelfs als er geen spoedeisend belang was, de gevraagde voorziening alleen kan worden getroffen als het besluit evident onrechtmatig is. De rechter vond geen reden om te twijfelen aan het besluit van verweerder, aangezien het rijgedrag van verzoeker door de verbalisant was waargenomen en de wettelijke bepalingen dwingendrechtelijk zijn. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.