ECLI:NL:RBDHA:2023:8337

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
NL23.2399
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 5 juni 2023 uitspraak gedaan. Eiseres had op 27 september 2021 een bezwaarschrift ingediend, maar verweerder heeft niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van negentien weken beslist. Eiseres heeft verweerder op 15 november 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft op 25 januari 2023 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. Eiseres heeft ook verzocht om vergoeding van proceskosten, welke door de rechtbank zijn toegewezen tot een bedrag van € 418,50, naast de vergoeding van het griffierecht van € 184. De uitspraak is openbaar gemaakt en bevat informatie over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2399

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: R.C. de Goede).

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

Griffierecht
1. Van de indiener van een beroepschrift bij de bestuursrechter wordt griffierecht geheven. Eiseres heeft dit griffierecht op 27 februari 2023 betaald.
Niet tijdig beslissen
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Eiseres heeft een bezwaarschrift ingediend op 27 september 2021. Verweerder dient binnen negentien weken op het bezwaarschrift te beslissen. [1] De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen is verstreken. Eiseres heeft verweerder op 15 november 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Op 25 januari 2023 heeft zij beroep ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het beroep twee weken verstreken, zodat het beroep tijdig is ingediend. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
Nadere termijn voor het nemen van een besluit en rechterlijke dwangsom
4. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen een redelijke termijn alsnog een besluit te nemen en daarbij een rechterlijke dwangsom op te leggen voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven.
5. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
6. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering hiervan naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023. [2] Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere termijn dan twee weken op te leggen.
7. Om te bepalen welke termijn verweerder moet worden gegund om alsnog tot een besluit te komen, wordt de uitspraak van de Afdeling [3] van 8 juli 2020 [4] als uitgangspunt genomen. In deze uitspraak is geoordeeld dat de te bepalen nadere beslistermijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort mag zijn.
8. Verweerder schrijft in het verweerschrift dat eiseres is uitgenodigd voor een VC-gehoor op 2 mei 2023. Afhankelijk van de resultaten van het gehoor is mogelijk een DNA-onderzoek nodig. Verweerder verzoekt de rechtbank daarom om een nadere beslistermijn van zestien weken. De rechtbank acht dat niet onredelijk. Zij zal daarom bepalen dat verweerder binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
9. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 aan eiseres verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Proceskosten
10. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder te veroordelen in de door haar gemaakte proceskosten.
11. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
 draagt verweerder op om binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag van eiseres;
 bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent);
 bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ter hoogte van € 184 (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 76, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.