In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, die in Nederland verblijft zonder geldige documenten, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 22 mei 2023 is de eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris onvoldoende heeft doorgevraagd naar de verblijfsmogelijkheden van de eiser, in het bijzonder met betrekking tot zijn vriendin in Nederland. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, omdat de Staatssecretaris niet heeft aangetoond dat er geen lichter middel beschikbaar was. De rechtbank heeft de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en een schadevergoeding van € 1.530,- toegekend voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast zijn de proceskosten van de eiser vastgesteld op € 1.674,00, die door de Staat der Nederlanden moeten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 mei 2023.