ECLI:NL:RBDHA:2023:8353
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid van Oostenrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd, maar wiens aanvraag niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit gebeurde op basis van de stelling dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 april 2023 behandeld, samen met een andere zaak (NL23.6157). Tijdens de zitting waren zowel de verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.T.W. van Dijk, als de verweerder, vertegenwoordigd door mr. A. Bondarev, aanwezig. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 april 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.