ECLI:NL:RBDHA:2023:8361
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- D. Schuiling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na beslissing op samenhangend beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.P.M. Wuite, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin was bepaald dat aan verzoeker geen uitstel van vertrek werd verleend. Dit besluit was genomen op 10 november 2022. Verzoeker had vervolgens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, omdat zijn bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond was verklaard in een bestreden besluit van 2 maart 2023. Het beroep van verzoeker tegen dit bestreden besluit was geregistreerd onder zaaknummer NL23.9794.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening op 31 mei 2023 behandeld. Tijdens de zitting waren zowel verzoeker als verweerder aanwezig, samen met hun gemachtigden, en ook de moeder van verzoeker en een tolk. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht een verzoek om voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er ook een bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan op het beroep van verzoeker, was een voorlopige voorziening niet meer nodig. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.