ECLI:NL:RBDHA:2023:8363
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.P.M. Wuite, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin was bepaald dat aan verzoeker geen uitstel van vertrek werd verleend. Dit besluit was genomen op 10 november 2022. Verzoeker had vervolgens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, omdat hij het niet eens was met het besluit van de staatssecretaris.
De rechtbank heeft het beroep van verzoeker, dat geregistreerd was onder zaaknummer NL23.9794, samen met het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 31 mei 2023. Tijdens de zitting waren zowel verzoeker als verweerder aanwezig, evenals de moeder van verzoeker en een tolk. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht vastgesteld dat een verzoek om voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er ook een bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan op het beroep van verzoeker, was een voorlopige voorziening niet meer nodig.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.