In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M. Weerman, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 20 juni 2022, verklaarde de bezwaren van verzoeker tegen eerdere besluiten ongegrond. Verzoeker had eerder een reguliere vergunning gekregen, maar deze was op 2 december 2021 ingetrokken en er was een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij het niet eens was met de afwijzing van zijn aanvraag om verlenging van de vergunning.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 maart 2023 behandeld, samen met een ander beroep (zaaknummer NL22.13311). Tijdens de zitting was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak op dezelfde dag in de andere zaak beslist, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L. Willems - Keekstra, in aanwezigheid van griffier mr. A.P. Kuiters, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.