ECLI:NL:RBDHA:2023:8376
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in asielaanvraag na intrekking beroep
In deze zaak heeft verzoeker op 11 september 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na het uitblijven van een besluit heeft verzoeker op 22 augustus 2022 beroep ingesteld. Op 13 januari 2023 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, de aanvraag ingewilligd. Vervolgens heeft verzoeker op 29 maart 2023 het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek op 30 maart 2023 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien de verweerder niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat aan zijn aanvraag is tegemoetgekomen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in de proceskosten moet worden veroordeeld. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 418,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand, waarbij de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, gezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt op 9 juni 2023. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.