ECLI:NL:RBDHA:2023:8396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
NL23.16316
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang geweigerd aan verzoeker op basis van Richtlijn tijdelijke bescherming en administratief beroep afgewezen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Turkse nationaliteit, had op 2 juni 2023 de toegang tot Nederland geweigerd gekregen op de luchthaven Schiphol. Dit gebeurde op grond van artikel 14, eerste lid, van de Schengengrenscode, omdat hij niet in het bezit was van een geldig visum of verblijfsvergunning. Verzoeker had administratief beroep ingesteld tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening om de weigering van toegang op te schorten en te voorkomen dat hij op 3 juni 2023 naar Turkije zou worden uitgezet.

De voorzieningenrechter overwoog dat verzoeker onder de Richtlijn tijdelijke bescherming valt, maar dat hij niet vrij was om Nederland uit te reizen zonder toestemming. De voorzieningenrechter concludeerde dat het administratief beroep geen redelijke kans van slagen had, omdat verzoeker vrijwillig naar Turkije was teruggekeerd en niet kon aantonen dat zijn tijdelijke bescherming was ingetrokken. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de conclusie dat de weigering van toegang terecht was en dat er geen proceskosten of griffierecht vergoed hoefde te worden.

De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16316

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoeker

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J. Singh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 2 juni 2023 is verzoeker de toegang tot Nederland geweigerd en is aan hem een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Verzoeker heeft tegen dit besluit op 3 juni 2023 administratief beroep ingesteld. Tevens heeft hij bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen uitzetting. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt de beslissing tot weigering van toegang op te schorten en dat hij niet wordt uitgezet op 3 juni 2023 om 19:50 naar Turkije.
Op verzoek van de voorzieningenrechter heeft verweerder daarop gereageerd.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Verzoeker is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Turkse nationaliteit.
Griffierecht
2. Verzoeker heeft een verzoek om vrijstelling van het griffierecht gedaan. Dit verzoek is echter niet met stukken onderbouwd. De voorzieningenrechter kan dan ook niet beoordelen of dit verzoek voor toewijzing in aanmerking komt. Uit het feit dat verweerder voornemens is om verzoeker op zeer korte termijn uit te zetten, volgt echter dat sprake is van onverwijlde spoed, zodat de voorzieningenrechter desondanks uitspraak zal doen.
Beoordelingskader
3. Als er voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. Op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter ook in geval van een niet-kennelijke afdoening uitspraak doen zonder een zitting te houden wanneer onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken, omdat verweerder het voornemen heeft om verzoeker op 3 juni 2023 uit Nederland te verwijderen.
Beoordeling
5. Op 2 juni 2023 is verzoeker uit Turkije aangekomen op de luchthaven Schiphol, waar hem de toegang is geweigerd op grond van artikel 14, eerste lid, van de Schengengrenscode [1] , en aan hem een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw is opgelegd om zich op te houden in de lounge op de luchthaven. Verweerder heeft verzoeker de toegang geweigerd omdat hij niet in het bezit is van een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning voor Nederland.
6. Verzoeker voert aan dat hij een verblijfsrecht ontleent aan de Richtlijn 2001/55/EG (Richtlijn tijdelijke bescherming) en op grond daarvan recht heeft op verblijf. Onder deze omstandigheden kan in redelijkheid niet van hem worden verwacht dat hij over een reguliere verblijfsvergunning moet beschikken. Hij heeft ook geen besluit ontvangen, waaruit zou blijven dat tijdelijke bescherming in zijn geval is ingetrokken. Daarbij is van wezenlijk belang dat verzoeker al ruim een jaar in Nederland woont en werkt.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het administratief beroep tegen de toegangsweigering geen redelijke kans van slagen heeft. Niet in geschil is dat verzoeker vrijwillig is teruggekeerd naar zijn land van herkomst, Turkije, om zijn echtgenote en kind te bezoeken. Daarnaast is ook niet in geschil dat verzoeker onder de Richtlijn tijdelijke bescherming valt en dat aan hem een ontheemdendocument is verstrekt, geldig tot 4 maart 2024. Het betreft verblijf dat is toegestaan in afwachting van de behandeling van de asielprocedure van verzoeker. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat het verzoeker niet vrij stond om op basis van dit verblijfsrecht Nederland uit te reizen en zonder voorafgaande toestemming Nederland weer in te reizen. Dat aan verzoeker is medegedeeld dat dit wel kon, is niet onderbouwd. Uit artikel 3.1a, tweede lid, aanhef en onder d, van het Vreemdelingenbesluit 2000 volgt daarnaast voor begunstigden van de Richtlijn tijdelijke bescherming, dat in afwijking van het eerste lid uitzetting niet achterwege blijft, indien de vreemdeling naar het land of regio van herkomst is teruggekeerd. Dit is voor verzoeker het geval nu hij naar Turkije is teruggekeerd om zijn echtgenote en kind te bezoeken. Gelet hierop is verzoeker op 2 juni 2023 terecht de toegang geweigerd.
Conclusie
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het administratief beroep tegen de toegangsweigering geen redelijke kans van slagen heeft. Datzelfde geldt voor het gemaakte bezwaar tegen de feitelijke uitzetting. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Verweerder hoeft geen proceskosten of griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Het dictum is telefonisch doorgegeven op 3 juni 2023 om 13:56 uur aan de gemachtigde van verzoeker en om 13:57 uur aan de gemachtigde van verweerder. De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 2016/399.