ECLI:NL:RBDHA:2023:840
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Frankrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 29 december 2022, hield in dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling werd genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden overgedragen aan Frankrijk voordat op zijn beroep was beslist.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, omdat de uiterste overdrachtstermijn van 16 februari 2023 in het geding was. De voorzieningenrechter stelde vast dat het beroep van verzoeker niet tijdig kon worden behandeld binnen deze termijn. Bovendien was er een verzoek gedaan om de zitting te verplaatsen, wat werd ingewilligd. De voorzieningenrechter vond het belang van verzoeker om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn beroep zwaarder wegen dan het belang van de staatssecretaris om verzoeker eerder over te dragen.
Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekende dat het besluit van 29 december 2022 werd geschorst en verzoeker de behandeling van zijn beroep in Nederland mocht afwachten. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 837,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.