ECLI:NL:RBDHA:2023:8420

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
C/09/641493 / JE RK 23-130
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van zorg- en opvoedingstaken in een complexe ouderschapskwestie met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders van de minderjarige [minderjarige01]. De moeder heeft verzocht om de omgangsregeling met de vader tijdelijk stop te zetten of te wijzigen naar een begeleide omgangsregeling, vanwege zorgen over de veiligheid van [minderjarige01] tijdens de omgang met de vader. De vader heeft op zijn beurt verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] bij hem te bepalen. De kinderrechter heeft beide verzoeken beoordeeld en vastgesteld dat er geen gerechtvaardigd vermoeden is van mishandeling door de vader, ondanks de zorgen van de moeder. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de huidige zorgregeling, waarbij [minderjarige01] om de week bij de vader verblijft, moet worden uitgebreid. De kinderrechter heeft bepaald dat [minderjarige01] voortaan van maandag uit school tot de dinsdag in de week erop bij de moeder verblijft en van dinsdag na school tot de maandag erop bij de vader. Tevens is bepaald dat de moeder de vader minimaal één keer per maand schriftelijk moet informeren over belangrijke zaken die [minderjarige01] aangaan. De verzoeken van de moeder zijn afgewezen, en de rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/641493 / JE RK 23-130 en C/09/645328 / FA RK 23-2366
Datum uitspraak: 15 mei 2023
artikel 1:262b BW (geschillenregeling OTS) en artikel 1:253a BW (hoofdverblijfplaats, zorgregeling)

Beschikking van de kinderrechter

in de zaak naar aanleiding van het op 23 januari 2023 ingekomen verzoekschrift van:

[de vrouw01] , hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

advocaat: mr. S. van Beers, te Zeist,
en naar aanleiding van de op 7 maart 2023 ingekomen zelfstandige verzoeken van:

[de man01] , hierna te noemen: de vader,

wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. L.C. Griffioen-Wennekers, te Utrecht,
betreffende:
- [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2018 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt voorts als belanghebbenden ten aanzien van beide verzoekschriften aan:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

Het procesverloop

De kinderrechter heeft in beide zaken kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift van de zijde van de moeder, d.d. 20 januari 2023;
- het verweerschrift, tevens zelfstandige verzoeken van de zijde van de vader, d.d. 7 maart 2022;
- het verweerschrift, tevens wijziging van het verzoekschrift van de zijde van de moeder, d.d. 12 april 2023.
Op 17 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- [naam01] en [naam02] namens de gecertificeerde instelling.

Feiten

- [minderjarige01] is erkend door de vader.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk bij de moeder.
- De rechtbank heeft bij beschikking d.d. 12 januari 2021 de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:

dat het contact tussen de vader en de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2018 te [geboorteplaats01] , onder regie van de jeugdbeschermer zal plaatsvinden, waarbij de wijze van de omgang, de frequentie van de omgang en de duur van de omgang door de jeugdbeschermer zal worden bepaald met inachtneming van hetgeen daaromtrent in het lichaam van deze beschikking is overwogen.

- De gecertificeerde instelling heeft op 22 februari 2021 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] . In deze schriftelijke aanwijzing is het volgende opgenomen:
- U zorgt dat [minderjarige01] aanwezig is bij de geplande contactmomenten.
- U verleent uw volledige medewerking aan de contactmomenten en bent verantwoordelijk voor het vrijhouden van deze ochtenden, zodat de contactmomenten doorgang kunnen vinden. Bij onvoorziene omstandigheden houdt dit in dat het bezoek dezelfde week wordt ingehaald (ziekte of andere spoedsituaties) en u er zorg voor draagt dat u dan ook beschikbaar bent.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 14 april 2021 de schriftelijke aanwijzing d.d. 22 februari 2021 bekrachtigd.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 8 september 2021 de moeder een dwangsom opgelegd van €250,- voor iedere keer dat zij de schriftelijke aanwijzing d.d. 22 februari 2022 niet nakomt, alsemede de verzoeken van de moeder tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing en tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, afgewezen.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 14 juni 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd van 16 juni 2022 tot 16 juni 2023.

Verzoeken en verweer

Verzoek ex 1:262b BW van de moederDe moeder heeft aan de kinderrechter een geschil voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De moeder verzoekt primair om op grond van artikel 1:262b BW een beslissing te nemen waarbij de omgangsregeling tussen [minderjarige01] en zijn vader voorlopig wordt stopgezet, althans wordt gewijzigd naar een begeleide omgangsregeling om de week op donderdagmiddag via het Omgangshuis, waarbij de vader wordt verplicht om voorafgaand aan het omgangsmoment op locatie een urinecontrole uit te voeren, althans een andere door uw rechtbank in goede justitie te bepalen begeleide omgangsregeling.
Subsidiair verzoekt de moeder de beschikking van de rechtbank Den Haag van 12 januari 2021 te wijzigen in die zin, dat de omgangsregeling tussen [minderjarige01] en zijn vader voorlopig (hangende het politieonderzoek) wordt stopgezet, althans wordt gewijzigd naar een begeleide omgangsregeling om de week op donderdagmiddag via het Omgangshuis, waarbij de vader wordt verplicht om voorafgaand aan het omgangsmoment op locatie een urinecontrole uit te voeren, althans een andere door uw rechtbank in goede justitie te bepalen begeleide omgangsregeling.
Zelfstandige verzoeken van de vader ex 1:253a BW1. De vader verzoekt primair te bepalen dat [minderjarige01] zijn hoofdverblijfplaats voortaan bij de vader zal hebben. Indien dit verzoek wordt afgewezen verzoekt de vader:
2. a) een zorgregeling te bepalen waarbij [minderjarige01] voortaan bij wijze van week op week af bij de ouders verblijft zodanig, dat [minderjarige01] in de ene week van vrijdag na school vanaf 14:45 uur tot de daaropvolgende vrijdag voor school bij de vader en de andere week van vrijdag na school tot de daaropvolgende vrijdag voor school bij de moeder al verblijven;
b) subsidiair: toe te werken naar een week op week af regeling door uitbreiding van de lopende regeling gedurende de komende periode van zes weken zodanig, dat [minderjarige01] in de ene week van vrijdag na school tot maandag voor school en in de andere week van vrijdag na school tot zaterdag 17:00 uur bij de vader verblijft, waarna de week op week af regeling onder 2a zal ingaan;
3. te bepalen dat de moeder de vader maandelijks informatie zal verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van [minderjarige01] én binnen een week na afgifte van uw beschikking aan de vader de DigiD-code van [minderjarige01] zal verstrekken;
4.
een vakantieregeling voor de schoolvakanties en feestdagen te bepalen, zodanig dat [minderjarige01] jaarlijks bij de vader zal verblijven:
- in de even jaren op eerste kerstdag, eerste paasdag, koningsdag, pinkersterzondag, hemelvaart en op de dag van de intocht van Sinterklaas en in de oneven jaren op tweede kerstdag, tweede paasdag, tweede pinksterdag, 5 december en op nieuwjaarsdag;
- gedurende de helft van alle schoolvakanties zodanig, dat gedurende de schoolvakanties die een week duren [minderjarige01] van woensdag 12:00 uur tot zaterdag 10:00 uur bij de vader verblijft en gedurende de meerweekse vakanties gedurende de helft daarvan aaneengesloten, in de even jaren de eerste helft van de schoolvakanties en in de oneven jaren in de tweede helft;
5. een zodanige beslissing te geen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
Standpunten van partijenDoor en namens de moeder is – kort en zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht. De moeder is geschrokken en maakt zich ernstige zorgen om het welzijn van [minderjarige01] door de uitspraken van [minderjarige01] en de melding van Veilig Thuis van 29 december 2022 die betrekking heeft op de vader. De moeder is naar de huisarts gegaan omdat ze zich zorgen maakte om de blauwe plekken van [minderjarige01] en omdat zijn bril kapot was. De moeder acht het daardoor op dit moment niet veilig als [minderjarige01] zonder begeleiding bij de vader verblijft omdat er dan geen zicht is op de thuissituatie. De moeder vindt het van belang dat er op een veilige manier gesprekken worden gevoerd met [minderjarige01] en dat hij middels Speltherapie kan uiten hoe het met hem gaat. Uit de onderzoeken is gebleken dat er geen sprake is van een klinische stoornis, maar wel van kindeigen problematiek en dit wordt onvoldoende erkend door de vader. Ten aanzien van de zorgregeling heeft de moeder voorgesteld om als de zorgregeling niet wordt opgeschort, de weekenden zoals die nu zijn in stand te laten en de regeling uit te breiden door [minderjarige01] dinsdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school bij de vader te laten verblijven in de weken dat hij niet in het weekend bij de vader is, mits dit op een veilige manier kan.
Door en namens de vader is – kort en zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht. De zorgen van de moeder zijn ongegrond en betreffen een herhaling van uitingen van zorgen en beschuldigingen. De vader heeft overal aan meegewerkt en openheid van zaken gegeven. Uit het Forensisch medische letselrapportage van GGZ Holland Midden volgt dat de beschuldigingen dat de vader [minderjarige01] heeft mishandeld onterecht zijn en ook van rijden onder invloed van de vader bleek na bloedafname (wederom) geen sprake. De tegenwerkingen van de moeder hebben geleid tot enorme vertraging van de zorgregeling met de vader. De omgangsmomenten zijn zorgvuldig door de gecertificeerde instelling begeleid en gemonitord en uit deze observatieverslagen volgt dat de momenten voor beiden zeer plezierig en ontspannen zijn en zonder problemen verlopen. [minderjarige01] heeft baat bij een voorspelbare en stabiele relatie met de ouders waarbij hij niet wordt meegenomen in de onderlinge strijd. Het handelen van de moeder schaadt [minderjarige01] zodanig in zijn ontwikkeling dat er gronden aanwezig zijn om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] te wijzigen naar de vader, waar wel een stabiel en veilig opvoedklimaat aanwezig is. Er zijn geen contra-indicaties voor een op zijn minst gelijke verdeling van de zorgtaken. De vader heeft een eigen bedrijf en is flexibel om [minderjarige01] op te kunnen vangen. De vader wil het liefst een co-ouderschap omdat dit de minste strijd zal opleveren. Op dit moment ziet hij [minderjarige01] één weekend per twee weken en hij zou graag willen dat er ook een omgangsmoment komt in de week dat hij [minderjarige01] niet ziet.
Door de gecertificeerde instelling is – kort en zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht. [minderjarige01] verblijf één keer in de twee weken van vrijdagmiddag na school tot maandagochtend naar school bij de vader. Eerder was dat onder begeleiding vanuit Coachpoint, maar de begeleider van de vader is gestopt en er wordt nog gezocht naar een vervanger. Er is regelmatig contact over hoe de omgang in de weekenden verloopt. Ten aanzien van de verzoeken van de moeder ziet de gecertificeerde instelling geen grond om de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige01] stop te zetten. [minderjarige01] heeft het zichtbaar naar zijn zin bij de vader. Naar aanleiding van de Veilig Thuis melding heeft de gecertificeerde instelling een vier-ogen-beleid ingesteld bij de vader wat inhoudt dat de vader een plan voor de omgang maakt met zijn netwerk waarbij de gecertificeerde instelling onverwachtse telefonische controles doet. Hierbij zijn geen zorgen naar voren gekomen. Volgens de moeder zou [minderjarige01] blauwe plekken hebben gehad na een omgangsweekend bij de vader. Door de begeleider waren er geen blauwe plekken geconstateerd. [minderjarige01] is ook door de huisarts onderzocht en op advies van Veilig Thuis heeft een forensisch arts onderzoek gedaan bij [minderjarige01] . In deze periode is [minderjarige01] belast met afspraken rondom zijn gezondheid en gesprekken hierover en de moeder gaat daarbij voorbij aan de emotionele schade die bij hem wordt aangedaan. Naar het oordeel van de gecertificeerde instelling staat de echtscheidingsproblematiek van de ouders op de voorgrond en de moeder is wisselend in haar houding jegens de vader en de omgang tussen de vader en [minderjarige01] . Ten aanzien van de verzoeken van de moeder verzoekt de gecertificeerde instelling daarom om deze af te wijzen. Ten aanzien van het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van [minderjarige01] bij hem te bepalen neemt de gecertificeerde instelling geen standpunt in, omdat zij niet partijdig wil zijn in de verhouding tussen en met de ouders. Met betrekking tot de uitvoering van de vastgestelde zorgregeling bestaat de taak van de gecertificeerde instelling uit het zo veel mogelijk hulp en steun bieden aan [minderjarige01] en de ouders om te komen tot realisering van de omgang. De insteek van de gecertificeerde instelling is om de omgang met de vader uit te breiden en in te zetten op parallel solo-ouderschap, waarbij de ouders niet continu contact met elkaar hoeven te hebben. Een duidelijke zorgregeling die vastgesteld is door de rechtbank zal daarbij helpend zijn en voor meer rust zorgen. Ten aanzien van de verdeling zijn veel wisselingen doordeweeks belastend voor [minderjarige01] en is het beter, indien de omgang met de vader wordt uitgebreid, dat hij langer aaneengesloten bij de vader blijft zodat hij weet wat hij kan verwachten.

Beoordeling

Zorgen rondom [minderjarige01]Sinds de geboorte van [minderjarige01] groeit hij op in een onrustige opvoedsituatie waarbij hij getuige is van de spanningen en conflicten tussen de ouders. Er is sprake van complexe problematiek tussen de ouders en het is tot op heden nog niet gelukt om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. Hierdoor wordt [minderjarige01] (nog steeds) bedreigd in zijn ontwikkeling en is de ondertoezichtstelling meerdere keren verlengd.
Vast staat dat [minderjarige01] gediagnostiseerd is met een visusprobleem, waaronder een hoge mate van bijziendheid en nachtblindheid; deze zijn erfelijk bepaald (verslag dr. [naam03] , klinisch geneticus [instelling01] , van 13 juli 2021).
Uit een ongedateerde verklaring van dokter [naam04] , revalidatiearts bij Basalt, blijkt het volgende. [minderjarige01] is een vierjarige jongen met een ontwikkelingsachterstand met name wat betreft grove motoriek en spraak- en taalontwikkeling. De orthopedagoog heeft autistiforme kenmerken gezien. Dokter [naam03] en dokter [naam04] hebben [minderjarige01] verwezen naar de afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie [instelling01] met de vraag of er sprake is van autisme. Het onderzoek aldaar heeft niet geleid tot vaststelling van een klinische stoornis. In het rapport van 10 februari 2023 van [naam05] , GZ-psycholoog, en dokter [naam06] , kinder- en jeugdpsychiater, wordt de conclusie getrokken dat sprake is van een bedreigde tot verstoorde ouder-kindrelatie, van waaruit het gedrag dat [minderjarige01] momenteel laat zien verklaard kan worden. Voorts wordt in het rapport het advies gegeven om in de ontwikkeling van [minderjarige01] te investeren door het versterken van zijn gevoel van basisveiligheid, met name door de band met zijn beide ouders te verstevigen, omdat [minderjarige01] baat heeft bij een voorspelbare, stabiele relaties met zijn ouders, waarin hij niet meegenomen wordt in de onderlinge strijd tussen hen. Naast het versterken van de band met zijn ouders zal vooral het stoppen van de strijd hem waarschijnlijk helpen.
Per 8 mei 2023 zal [minderjarige01] overstappen van kinderdagverblijf De [naam07] (voor kinderen met een ontwikkelingsachterstand) naar het speciaal basisonderwijs in [plaats01] bij de [school01] l.
Door de terugkerende zorgen van de moeder met betrekking tot de veiligheid van [minderjarige01] wanneer hij bij de vader is heeft de moeder al meerdere keren verzocht om een wijziging van de zorgregeling, dan wel een geschillenregelingsprocedure aanhangig gemaakt en is de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige01] lange tijd niet van de grond gekomen. Inmiddels verblijft [minderjarige01] één keer in de twee weken van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader. Dit verblijf is niet langer begeleid, maar de vader kreeg tot voor kort vanuit Coach-point (die voorheen de begeleiding van de omgang ook uitvoerde) opvoedondersteuning. Op dit moment is er geen begeleider beschikbaar, maar de gecertificeerde instelling is op zoek naar iemand om de opvoedondersteuning over te nemen.
De moeder maakt zich zorgen over de veiligheid van [minderjarige01] wanneer hij bij zijn vader is. Zij heeft in dit verband gewezen op verschillende meldingen bij Veilig Thuis, de omstandigheid dat de vader is aangehouden door de politie in verband met een drugscontrole en het politieonderzoek naar eventuele betrokkenheid van de vader bij seksueel misbruik van de dochter van moeder. Bij Veilig Thuis zijn meldingen binnengekomen van de huisarts die [minderjarige01] op 15 november 2022 heeft onderzocht op blauwe plekken, van kinderdagverblijf De [naam07] van 31 oktober 2022 inhoudende dat [minderjarige01] aangaf dat de vader hem sloeg, schopte en met knikkers gooide, van kinderdagverblijf De [naam07] van 16 november 2022 inhoudende dat [minderjarige01] had aangegeven dat de vader hem had geslagen en dat de moeder op 15 november 2022 had verteld dat de bril van [minderjarige01] kapot was gegaan bij de vader thuis en dat [minderjarige01] blauwe plekken had.
Geschillenregeling ex artikel 1:262b BWDe kinderrechter heeft een vergelijk tussen de betrokkenen beproefd, maar stelt vast dat overeenstemming tussen betrokkenen niet mogelijk is en acht de volgende beslissing in het belang van [minderjarige01] wenselijk. De rechtbank zal dat de verzoeken van de moeder om de zorgregeling met de vader tijdelijk stop te zetten, dan wel te wijzigen naar een begeleide zorgregeling, afwijzen en overweegt daartoe als volgt.
Hoewel het zorgelijk is dat [minderjarige01] naar derden het signaal geeft dat de vader hem fysiek mishandelt, kan de kinderrechter niet vaststellen er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden dat daar daadwerkelijk sprake van is. Op verzoek van Veilig Thuis heeft de GGD onderzoek gedaan naar het door de moeder genoemde letsel bij [minderjarige01] en daaruit is geen vermoeden van mishandeling naar voren gekomen (de Forensisch medische letselrapportage van GGD Hollands Midden, productie 4 van de vader). Voorts blijkt uit de verslagen van de omgang tussen de vader en [minderjarige01] en ook uit het hiervoor genoemde psychodiagnostische onderzoek dat is uitgevoerd in het [instelling01] , waarin ook het spel tussen de vader en [minderjarige01] is geobserveerd, dat [minderjarige01] een vrolijke en ontspannen indruk geeft tijdens het spel met de vader. Aangenomen moet worden dat de woorden die [minderjarige01] gebruikt een uiting zijn van de spanningen die hij ervaart door de strijd tussen de ouders. Voorts heeft de vader een verklaring overgelegd van de politie waaruit blijkt dat hij op 24 november 2022 is aangehouden en dat bloed is afgenomen voor onderzoek naar rijden onder invloed en dat daarbij geen stoffen zijn aangetroffen die de rijvaardigheid negatief kunnen beïnvloeden (productie 5 van de vader). De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat de vader in dit opzicht onverantwoord gedrag heeft vertoond. Hoewel de moeder er onweersproken op wijst dat de procedure aangaande de betrokkenheid van de vader bij eventueel seksueel misbruik van de dochter van de moeder formeel nog niet is afgerond, is niet gebleken dat er een concrete verdenking op de vader rust en heeft de moeder niet weersproken dat de procedure enkel nog niet is afgewikkeld omdat zij een procedure op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering (bezwaar tegen beslissing om niet te vervolgen) aanhangig heeft gemaakt.
De kinderrechter acht het daarom niet in het belang van [minderjarige01] om de zorgregeling met de vader tijdelijk stop te zetten of te wijzigen naar een begeleide omgangsregeling en zal de verzoeken van de moeder daarom afwijzen.
Zelfstandige verzoeken van de vader
De vader verzoekt primair om wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] naar de vader en subsidiair om een co-ouderschap waarbij [minderjarige01] week op week af bij de vader verblijft. Op grond van artikel 1:253a BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank kan op verzoek van de ouders of één van hen onder meer een beslissing nemen ten aanzien van de hoofdverblijfsplaats. De rechtbank dient, gelet op artikel 1:253a BW, een zodanige beslissing te nemen als haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
De kinderrechter zal het zelfstandige verzoek van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfsplaats afwijzen. Voor het verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfsplaats heeft de vader aangevoerd dat de moeder de zorgregeling tegenwerkt. De kinderrechter overweegt echter dat de moeder op dit moment wel meewerkt aan de uitvoering van de zorgregeling en dat ter zitting is gebleken dat zij ook bereid is om mee te werken aan een uitbreiding van de zorgregeling, mits dat veilig kan. Daarmee wordt toegekomen aan het subsidiaire zelfstandige verzoek van de vader ex artikel 1:262b BW.
De kinderrechter is van oordeel dat de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige01] moet worden uitgebreid. Uit de evaluatieverslagen van Coach-point en de observaties die zijn gedaan in het kader van het psychodiagnostisch onderzoek, is gebleken dat [minderjarige01] een warme band heeft met zijn vader en dat het contact hem goed doet. Vader sluit voldoende aan bij de behoeften van [minderjarige01] . Gelet op de zeer ernstige communicatieproblemen tussen de ouders is de rechtbank echter van oordeel dat een volledig co-ouderschap niet in het belang van [minderjarige01] is. Het zwaartepunt en de coördinatie van de voor [minderjarige01] benodigde zorg dient op dit moment nog bij één van beide ouders te blijven rusten omdat anders te veel overleg nodig is dat spanningen meebrengt.
Ter zitting is gesproken over hoe de uitbreiding vorm kan worden gegeven. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om een duidelijke regeling van de kinderrechter zodat er meer rust zal komen. Het is daarbij het meest in het belang van [minderjarige01] om het huidige verblijf van [minderjarige01] in de weekenden bij de vader te verlengen zodat er zo min mogelijk wisselmomenten zijn. De moeder heeft voorgesteld om de zorgregeling uit te breiden door in de week dat [minderjarige01] niet in het weekend bij de vader verblijft, [minderjarige01] van dinsdag uit school tot donderdag naar school bij de vader te laten verblijven. Dit voorstel is mede ingegeven doordat [minderjarige01] op woensdag naar de opa en oma en op vrijdag naar de BSO gaat, omdat de moeder op die dagen werkt. Door de overstap van [minderjarige01] naar de Beversluis-school, zal hij op de woensdagen vrij zijn waardoor er op die dag geen wisseloment via school kan plaatsvinden. De vader heeft een eigen bedrijf en is flexibel in zijn werktijden om [minderjarige01] zelf op te kunnen vangen op deze dagen. De vader wil [minderjarige01] liever niet een te lang aaneengesloten periode moeten missen.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van [minderjarige01] om zo min mogelijk wisselmomenten te hebben zwaar weegt. De verandering van opvoedomgeving roept immers spanningen bij hem op die eenvoudig te voorkomen zijn door minder vaak te wisselen en steeds een langere aaneengesloten periode bij de andere ouder te verblijven. Het belang van ouders om [minderjarige01] niet een te lange aaneengesloten periode te missen, weegt naar het oordeel van de rechtbank minder zwaar. Ook roept contact tussen de ouders spanningen op, zodat de wisselmomenten uit en naar school dienen plaats te vinden. Op vrijdag gaat [minderjarige01] naar de BSO, terwijl de vader dan ook voor [minderjarige01] zou kunnen zorgen. De rechtbank zal daarom de navolgende regeling bepalen, die er op neer komt dat [minderjarige01] 1 nacht langer bij de vader verblijft dan in het voorstel van de moeder:
- Ene week: [minderjarige01] verblijft van maandag uit school tot de dinsdag in de week erop naar school bij de moeder (8 nachten).
- Andere week: [minderjarige01] verblijft van dinsdag na school tot de maandag erop naar school bij de vader (6 nachten).
Voorts zal de rechtbank bepalen dat [minderjarige01] de helft van de schoolvakanties met de vader kan doorbrengen. Partijen dienen dit in overleg en met behulp van de gecertificeerde instelling nader af te spreken. Zoals hiervoor is overwogen is het niet in het belang van [minderjarige01] om te vaak te wisselen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat op dit moment geen aparte regeling voor feest- en andere bijzondere dagen dient te worden gehanteerd, maar dat [minderjarige01] deze dagen dient te verblijven bij de ouder bij wie hij op dat moment reeds verblijft op grond van de gewone zorgregeling dan wel de vakantieregeling.
Het verzoek van de vader om de toegangscode voor de DigiD van [minderjarige01] wordt afgewezen om een praktische reden. De DigiD-code is over het algemeen gekoppeld aan een extra verificatie zoals het telefoonnummer van de ouder die de toegangscode heeft aangevraagd. Dus uitsluitend de toegangscode volstaat niet zodat toewijzing van het verzoek een lege huls is. De rechtbank wijst daarentegen wel het verzoek om een informatieregeling toe. [minderjarige01] is een kwetsbaar kind dat relatief veel medische hulp nodig heeft en nu gaat beginnen op het speciaal onderwijs. De moeder dient daarom de vader minimaal één keer per maand schriftelijk (bijvoorbeeld via e-mail) te informeren over de ontwikkeling van [minderjarige01] voor zover de vader deze informatie niet uit eigen waarneming kan verkrijgen.

Beslissing

De kinderrechter:
*
wijst af de verzoeken van de moeder;
*
– met wijziging in zoverre van de beschikking d.d. 12 januari 2021 – bepaalt de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken:
- ene week: [minderjarige01] verblijft van maandag uit school tot de dinsdag in de week erop naar school bij de moeder (8 nachten);
- andere week: [minderjarige01] verblijft van dinsdag na school tot de maandag erop naar school bij de vader (6 nachten);
- de helft van de schoolvakanties onder regie van de gecertificeerde instelling nader af te spreken;
bepaalt dat de moeder de vader minimaal één keer per maand schriftelijk dient te informeren over belangrijke zaken die [minderjarige01] aangaan, zoals in ieder geval medische controles en behandelingen, hulpverlening en de voortgang op school;
verklaart deze beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders door de vader verzochte.
Deze beschikking is gewezen en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2023 door
mr. A.M. Brakel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen de beslissing ex artikel 1:262b BW geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.