ECLI:NL:RBDHA:2023:850
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.M.H. van der Poort - Schoenmakers
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van inburgeringsvereiste en artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Egyptische vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) onder de beperking 'verblijf als familie- of gezinslid', welke door de staatssecretaris op 9 september 2021 werd afgewezen. De staatssecretaris stelde dat eiseres niet voldeed aan het inburgeringsvereiste, aangezien zij het inburgeringsexamen niet had gehaald en er geen bewijs was van haar inspanningen om zich voor te bereiden op het examen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 7 april 2022 ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 13 december 2022 heeft eiseres aangevoerd dat haar persoonlijke omstandigheden, zoals analfabetisme en financiële situatie, onvoldoende zijn meegewogen door de staatssecretaris. Eiseres verwees naar een eerdere uitspraak van de zittingsplaats Haarlem, waarin werd gesteld dat een derdelander vrijgesteld kan worden van het inburgeringsvereiste indien dit de uitoefening van het recht op gezinshereniging onmogelijk maakt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris op goede gronden heeft kunnen stellen dat eiseres zich niet voldoende heeft ingespannen om het inburgeringsexamen af te leggen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij niet in staat is om het examen te maken, ondanks haar analfabetisme.
De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres en haar echtgenoot, die in Egypte verblijft, hun gezinsleven daar kunnen uitoefenen. De rechtbank heeft de belangenafweging in het nadeel van eiseres laten uitvallen, omdat er geen objectieve belemmeringen zijn om het gezinsleven in Egypte voort te zetten. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.