ECLI:NL:RBDHA:2023:852
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.M.H. van der Poort - Schoenmakers
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van inburgeringseisen en belangenafweging onder artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Iraakse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) onder de beperking 'verblijf bij familie- of gezinslid', welke door de staatssecretaris was afgewezen. De staatssecretaris stelde dat eiseres niet voldeed aan de inburgeringseisen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een ontheffing van deze eis rechtvaardigden. Eiseres voerde aan dat haar persoonlijke omstandigheden, zoals haar analfabetisme en de problemen met elektriciteit en internet in Irak, onvoldoende waren meegewogen in de beslissing van de staatssecretaris.
De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld op 13 december 2022, waarbij de referent van eiseres, haar echtgenoot, aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op goede gronden had kunnen besluiten dat eiseres zich niet voldoende had ingespannen om zich voor te bereiden op het inburgeringsexamen. De rechtbank wees erop dat eiseres niet had aangetoond dat het voor haar onmogelijk was om toegang te krijgen tot het benodigde lesmateriaal en dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen objectieve belemmeringen waren voor het uitoefenen van gezinsleven in Irak.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet ten onrechte in het nadeel van eiseres had laten uitvallen. Eiseres en haar echtgenoot hadden hun gezinsleven gestart terwijl eiseres geen rechtmatig verblijf had in Nederland, en de rechtbank oordeelde dat er geen acute omstandigheden waren die een uitzondering op de inburgeringsplicht rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.