ECLI:NL:RBDHA:2023:8570
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op 30 mei 2022 was afgewezen. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was.
De rechtbank baseerde haar beslissing op het feit dat verzoeker in zijn verzoekschrift geen gronden had vermeld, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had verzoeker eerder in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar verzoeker heeft geen gronden ingediend binnen de gestelde termijn. Hierdoor voldeed hij niet aan de eisen van artikel 6:5 van de Awb.
De voorzieningenrechter, mr. E.F. Bethlehem, heeft in aanwezigheid van griffier mr. N.M.L. van der Kammen, de uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.