ECLI:NL:RBDHA:2023:8570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
AWB 22/3860
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op 30 mei 2022 was afgewezen. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was.

De rechtbank baseerde haar beslissing op het feit dat verzoeker in zijn verzoekschrift geen gronden had vermeld, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had verzoeker eerder in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar verzoeker heeft geen gronden ingediend binnen de gestelde termijn. Hierdoor voldeed hij niet aan de eisen van artikel 6:5 van de Awb.

De voorzieningenrechter, mr. E.F. Bethlehem, heeft in aanwezigheid van griffier mr. N.M.L. van der Kammen, de uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 22/3860

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], verzoeker,

V-nummer: [v-nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 mei 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, vierde lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb moet verzoeker in het verzoekschrift de gronden van verzoek vermelden. Indien niet aan dit vereiste is voldaan, kan op grond van artikel 6:6 Awb het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard, mits verzoeker de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2. De rechtbank stelt vast dat er geen gronden zijn vermeld in het verzoekschrift. De rechtbank heeft verzoeker bij aangetekende brief van 27 juni 2022 hierop gewezen en hem in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen binnen twee weken na de verzending van de brief. Hierbij is vermeld dat, indien verzoeker niet aan dit verzoek voldoet, het verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Verzoeker heeft geen gronden ingediend binnen de gestelde termijn. Er is dan ook niet voldaan aan de eisen van artikel 6:5 van de Awb.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, op de hieronder vermelde datum en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.