ECLI:NL:RBDHA:2023:8626

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
C/09/647883 / JE RK 23-1057 en C/09/647980 / JE RK 23-1071
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

Op 2 juni 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De kinderrechter heeft het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat niet is aangetoond dat een dergelijke maatregel noodzakelijk is in het belang van de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen, die eerder bij hun grootouders verbleven, enorm geschrokken zijn van de spoeduithuisplaatsing en dat er een sterke bereidheid is van de moeder en grootouders om samen te werken aan een oplossing. De kinderrechter heeft benadrukt dat uithuisplaatsing een laatste redmiddel is en dat er voldoende hulpverlening aanwezig is om de situatie te verbeteren.

De zaak kwam voort uit eerdere incidenten en zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, die onder toezicht waren gesteld. De kinderrechter heeft de betrokken partijen, waaronder de gecertificeerde instelling en de grootouders, aangespoord om veiligheidsafspraken te maken en zich in te zetten voor de hulpverlening. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de inzet van ambulante spoedhulp noodzakelijk is om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/647883 / JE RK 23-1057 en C/09/647980 / JE RK 23-1071
Datum uitspraak: 2 juni 2023

Beschikking van de kinderrechter

I. Afwijzing verzoek machtiging tot uithuisplaatsing
II. Niets meer te beslissen ten aanzien van het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp
in de zaak naar aanleiding van de op 25 mei 2023 (hierna te noemen: verzoekschrift I) en 26 mei 2023 (hierna te noemen: verzoekschrift II) ingekomen verzoekschriften van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
-
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2005 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] ,
-
[minderjarige02], geboren op [geboortedatum02] 2009 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige02] ,
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. A.R. Rens te ’s-Gravenhage.

[de vrouw02] ,

hierna te noemen: de grootmoeder moederszijde,
en
[de man01] ,
hierna te noemen: de grootvader moederszijde,
hierna tezamen te noemen: de grootouders,
beiden wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

Bij beschikking van 25 mei 2023 (naar aanleiding van verzoek I) heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om [minderjarige01] en [minderjarige02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 25 mei 2023 tot 6 juni 2023 en het verzoek voor het overige aangehouden.
Vervolgens heeft de kinderrechter in deze rechtbank bij beschikking van 26 mei 2023 (naar aanleiding van verzoek II) een spoedmachtiging verleend om [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet van 26 mei 2023 tot 6 juni 2023 en het verzoek voor het overige aangehouden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 25 mei 2023;
- voornoemde beschikking d.d. 26 mei 2023;
- het e-mailbericht van de gecertificeerde instelling d.d. 1 juni 2023
- de brief van de grootouders aan mr. Rens, door de grootvader overgelegd ter zitting.
Op 2 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam01] en mevrouw [naam02] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de grootouders.
Voorafgaand aan de zitting is [minderjarige02] door de kinderrechter in raadkamer gehoord, op zijn verzoek in aanwezigheid van mr. A.R. Rens. [minderjarige01] heeft zijn mening schriftelijk aan de kinderrechter kenbaar gemaakt.

Feiten

- De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] .
- [minderjarige01] verblijft feitelijk bij de grootouders.
- [minderjarige02] verblijft feitelijk in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 mei 2023 [minderjarige01] onder toezicht gesteld van 10 mei 2023 tot 18 augustus 2023 en voor dezelfde duur machtiging verleend om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de grootouders moederszijde. Daarnaast heeft de kinderrechter [minderjarige02] van 10 mei 2023 tot 10 mei 2024 onder toezicht gesteld en een machtiging verleend om [minderjarige02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de grootouders moederszijde, van 10 mei 2023 tot 10 november 2023.

Verzoek en verweer

Verzoekschrift I strekt tot machtiging om [minderjarige01] en [minderjarige02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Voor [minderjarige01] tot zijn meerderjarigheid, te weten tot 18 augustus 2023, en voor [minderjarige02] voor de duur van zes maanden.
Verzoekschrift II strekt tot machtiging om [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van twee maanden. Bij e-mailbericht van 1 juni 2023 heeft de gecertificeerde instelling verzoekschrift II ingetrokken.
De gecertificeerde instelling heeft verzoekschrift I als volgt gemotiveerd. De afgelopen periode zijn er meerdere Veilig Thuis meldingen binnengekomen en is de politie meerdere malen bij het gezin betrokken geweest. Hoewel de moeder en de grootouders het beste met de kinderen voor hebben, zijn zij op dit moment niet in staat de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De moeder kampt met persoonlijke problematiek. De grootouders zijn op hun beurt overbelast als gevolg van de aanhoudende problemen rondom de kinderen. De zorgen over de kinderen spelen al vanaf hun jonge kinderjaren. In de afgelopen jaren zijn er verschillende vormen van hulpverlening ingezet, in zowel vrijwillig als gedwongen kader. De kinderen laten allebei signalen zien waaruit blijkt dat zij vastlopen in hun ontwikkeling. Bij beiden is sprake van een problematische schoolgang. Ook zijn er zorgen over de emotieregulatie en het copingsmechanisme van beide kinderen. Zij keren naar binnen bij het ervaren van emoties. Zij uiten hun emoties niet of onvoldoende en vermijden sociale contacten, naar buiten gaan en nieuwe dingen. [minderjarige01] heeft heftige boosheid laten zien in de opvoedingsomgeving en hij heeft recentelijk teveel medicatie genomen. De gecertificeerde instelling maakt zich dan ook grote zorgen over zijn fysieke veiligheid en over de veiligheid van de andere gezinsleden. [minderjarige01] heeft een negatieve invloed op [minderjarige02] , waardoor ook hij gedragsproblemen vertoont. De gecertificeerde instelling meent daarom dat beide kinderen niet tegelijkertijd bij de grootouders kunnen wonen. [minderjarige02] verblijft nu op een open groep in [plaats01] . De gecertificeerde instelling vindt een langdurige plaatsing daar niet op zijn plaats en wil dan ook insteken op een terugplaatsing bij de grootouders, mits [minderjarige01] dan elders verblijft. Er zullen goede afspraken gemaakt moeten worden voordat de terugplaatsing van [minderjarige02] gerealiseerd kan worden. Daarbij vindt de gecertificeerde instelling het van belang dat [minderjarige02] naar zijn dagbesteding van [naam03] blijft gaan en dat zijn behandelaar van de Opvoedpoli bij hem betrokken blijft. Ook is de gecertificeerde instelling voornemens ambulante spoedhulp in te zetten in de thuissituatie bij de grootouders. [minderjarige01] verblijft op dit moment nog bij de grootouders, omdat er nog geen plek voor hem gevonden is op een open groep. Volgende week staat er een kennismakingsgesprek gepland bij [naam04] . De gecertificeerde instelling gunt het [minderjarige01] om daar tot rust te komen en de juiste begeleiding te krijgen, zodat hij weer toekomt aan zijn ontwikkelingstaken. Ook zou er onderzocht kunnen worden of hij onderwijs kan volgen bij [naam04] . Vanuit de open plek kan hij dan doorstromen naar een beschermd of begeleid wonen traject, waar hij na zijn meerderjarigheid kan blijven.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe heeft de moeder aangegeven dat de kinderen erg geschrokken zijn van de spoeduithuisplaatsing en een wake-up call hebben gehad. Hoewel de moeder de zorgen over de kinderen erkent, meent zij dat het in hun belang is dat zij weer bij de grootouders worden geplaatst. [minderjarige02] zit niet op zijn plek op de open groep in [plaats01] en voelt zich daar onveilig. [minderjarige01] wordt over afzienbare tijd meerderjarig en het plan was al om hem op een beschermde woonplek te plaatsen. Het is niet in zijn belang om hem in de tussentijd op een open groep te plaatsen. Er is namelijk een gegronde vrees dat die plaatsing averechts zal werken omdat hij dan in aanraking komt met jongeren die een slechte invloed op hem hebben. De grootouders hebben voldoende overwicht op de kinderen en zijn in staat hen voldoende te begrenzen. De kinderen verdienen een kans om te laten zien dat zij zich aan de regels zullen houden.
De grootouders hebben verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe hebben zij aangevoerd dat de kinderen erg geschrokken zijn van de spoeduithuisplaatsing. Bij de grootouders thuis is er geen sprake van beïnvloeding van [minderjarige01] naar [minderjarige02] . De kinderen gaan ieder hun eigen gang en er vinden geen incidenten tussen hen plaats. De incidenten van de afgelopen periode hebben voornamelijk in de thuissituatie bij de moeder plaatsgevonden. De gedragswetenschapper heeft [minderjarige01] onderzocht en heeft aangegeven dat hij niet op een gesloten dan wel open groep thuishoort. [minderjarige01] is een introverte en kwetsbare jongen. Wanneer hij in een instelling geplaatst wordt, is de kans groot dat hij ondergesneeuwd raakt en negatief beïnvloed wordt door de jongeren die daar zitten. De grootouders zijn geschrokken van de gebeurtenissen van de afgelopen week, maar menen dat de kinderen terug naar huis kunnen. [minderjarige01] is aangemeld bij de digibende, wat hij leuk vindt en [minderjarige02] heeft beloofd vaker naar zijn dagbesteding bij [naam03] te gaan. De grootouders hebben afspraken met de kinderen gemaakt waar zij zich allemaal aan zullen houden, zodat de kinderen veilig naar huis kunnen. Een van de voorwaarden is bijvoorbeeld dat de kinderen alleen onder begeleiding van de grootvader of grootmoeder naar de moeder mogen. Ook is er extra hulp toegezegd voor zowel de grootouders als de kinderen. De grootouders bagatelliseren de zorgen niet en zullen niet aarzelen om weer aan de bel te trekken als daar aanleiding voor is.

Beoordeling

Verzoekschrift I
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor uithuisplaatsing niet, althans onvoldoende aanwezig zijn.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn al langere tijd zorgen over de kinderen. Bij beschikking van 10 mei 2023 zijn zij daarom onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling. Vrijwel direct daarna hebben zich in korte tijd verschillende incidenten voorgedaan met fysiek geweld die hebben geleid tot meerdere meldingen bij Veilig Thuis. Door deze heftige incidenten zijn er grote zorgen ontstaan over de veiligheid van de kinderen, de moeder en de grootouders. Dat heeft geleid tot de spoeduithuisplaatsing van de kinderen op 25 mei 2023. De kinderrechter onderschrijft dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter is er niet van overtuigd dat een zwaar middel als een uithuisplaatsing buiten het netwerk op dit moment nog steeds noodzakelijk én in het belang van de kinderen is. De kinderen verbleven voor de spoeduithuisplaatsing beiden al langere tijd bij de grootouders en hebben hier hun thuisbasis. Een uithuisplaatsing buiten het netwerk is een verstrekkend middel dat alleen als laatste redmiddel ingezet dient te worden. De kinderrechter weegt daarbij mee dat de kinderen beiden hulpverlening ontvangen voor hun emotieregulatie en hun copingmechanisme waardoor de impact van een plaatsing in een instelling naar verwachting groot zal zijn. De kinderrechter is er voldoende van overtuigd geraakt dat zowel de kinderen als de moeder en de grootouders enorm geschrokken zijn van de spoeduithuisplaatsing en zich allen willen inzetten om de plaatsing bij de grootouders te laten slagen. [minderjarige01] wordt binnenkort meerderjarig en er zal worden gewerkt naar een beschermde woonvorm voor hem. Onderzocht moet worden of in de tussentijd de kinderen toch gezamenlijk bij de grootouders kunnen verblijven. Voor het kunnen waarborgen van de veiligheid van de kinderen en de andere gezinsleden acht de kinderrechter de inzet van ambulante spoedhulp bij de grootouders noodzakelijk om te komen tot een doorbreking van de patronen. Daarnaast is het maken van duidelijke veiligheidsafspraken noodzakelijk. Nu de incidenten voornamelijk in de thuissituatie bij de moeder hebben plaatsgevonden, oordeelt de kinderrechter dat in ieder geval in de veiligheidsafspraken moet komen te staan dat de kinderen niet zonder begeleiding van een door de gecertificeerde instelling goedgekeurde volwassene bij de moeder mogen zijn. Het is aan de gecertificeerde instelling om verdere veiligheidsafspraken te maken. Gelet op het voorgaande wijst de kinderrechter het verzoek nu af. De komende periode moet blijken of de veiligheid van de kinderen, na de spoeduithuisplaatsing die door alle betrokkenen als een ‘wake up-call’ wordt gevoeld, voldoende gewaarborgd kan worden in de thuissituatie bij de grootouders. De kinderrechter geeft de moeder en de grootouders dan ook mee dat zij zich aan de veiligheidsafspraken moeten houden, zich in moeten zetten voor de hulpverlening en transparant moeten blijven richting de jeugdbeschermer.
Verzoekschrift II
Blijkens het e-mailbericht van 1 juni 2023 handhaaft de gecertificeerde instelling het eerder ingediende verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp niet. De kinderrechter constateert derhalve dat zij ten aanzien van verzoekschrift II geen beslissing meer hoeft te nemen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot machtiging om [minderjarige01] en [minderjarige02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (
C/09/647883 / JE RK 23-1057);
stelt vast dat er niets meer te beslissen is ten aanzien van het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp (
C/09/647980 / JE RK 23-1071).
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2023 door mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.