In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die onder een V-nummer valt, heeft een beroep ingesteld tegen de opschorting van haar overdracht aan Spanje, zoals gemeld door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De opschorting was gebaseerd op artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening. Verzoekster heeft op 6 juni 2023 een kennisgeving ontvangen dat zij op 12 juni 2023 met een vlucht naar Barcelona zou uitreizen. Om te voorkomen dat zij aan Spanje zou worden overgedragen voordat haar beroep was behandeld, heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft, gezien de onverwijlde spoed, zonder zitting uitspraak gedaan. Hij heeft overwogen dat de belangen van verzoekster zwaarder wegen dan die van verweerder, die zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzoek. De voorzieningenrechter heeft de voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verzoekster niet mag worden uitgezet tot vier weken na de beslissing op haar beroep. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 837,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 juni 2023 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.