ECLI:NL:RBDHA:2023:8659

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
NL23.210
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Beoordeling van verantwoordelijkheidskwesties en motiveringsgebreken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de stelling dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat verweerder onvoldoende had gemotiveerd dat Italië daadwerkelijk in staat was om de asielaanvraag te behandelen. De rechtbank oordeelde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet zonder meer kon worden toegepast, gezien de omstandigheden in Italië en de gebrekkige motivering van het besluit van de staatssecretaris. De rechtbank heeft verweerder opgedragen binnen vier weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.674,00. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 februari 2023, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.210
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 6 februari 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen:

[eiser], eiser,

V-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. C.H.M. Geraedts),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mw. mr. E. Sweerts).

Zitting hebben:

mr. R.J.G.H. Seerden, rechter,
mr. K.M.R.L. Kamp, griffier.

Procesverloop

Bij besluit van 3 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingwet 2000 (Vw 2000), niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (NL23.211).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep samen met de voorlopige voorziening op 6 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Ter zitting is het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van bekendmaking van het proces-verbaal van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 14 mei 2022 voorliggende asielaanvraag in Nederland ingediend.
Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 25 april 2022 niet rechtmatig via Italië het grondgebied van de lidstaten is ingereisd. Nederland heeft op grond hiervan op 7 juli 2022 de autoriteiten van Italië verzocht om eiser over te nemen op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening. De autoriteiten van Italië hebben dit verzoek op 5 september 2022 geaccepteerd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw 2000, omdat verweerder Italië verantwoordelijk acht voor de behandeling daarvan en geen aanleiding heeft gezien de behandeling van de aanvraag onverplicht aan zich te trekken.
2. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Italië niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Hij wijst daarbij op de Circular Letter van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022. Volgens eiser volgt hieruit dat de asielprocedure in Italië niet in overeenstemming is met de Europese normen. Verweerder heeft naar de mening van eiser onvoldoende onderzoek gedaan naar de achterliggende reden van het verzoek van Italië en hoe lang het niet beschikbaar zijn van opvang naar verwachting gaat duren. Ten aanzien van dit punt bevat het besluit een motiveringsgebrek. Daarnaast is eiser van mening dat Nederland verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag omdat hij nooit de intentie had om asiel aan te vragen in Italië.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit rechtmatig is. Italië is verantwoordelijk voor de asielaanvraag van eiser en de omstandigheid dat Italië thans geen Dublinoverdrachten accepteert omdat het geen opvangvoorzieningen kan bieden doet hier niet aan af, omdat dit slechts een tijdelijk feitelijk beletsel is. Die tijdelijkheid blijkt volgens verweerder des te meer uit de brief van 4 januari 2023 waarin nadrukkelijk wordt aangegeven dat overdrachten in januari moeten worden geannuleerd, maar tevens opnieuw moeten worden ingepland voor de maand februari. Daarnaast heeft verweerder aangegeven dat de Italiaanse autoriteiten op 27 januari 2023 hebben bericht dat in de eerste week van februari nog geen overdrachten dienen plaats te vinden.
4. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en verwijst voor de motivering naar de uitspraken van de rechtbank, deze zittingsplaats, van 30 januari 2023 [1] en 3 februari 2023 [2] , omdat in die uitspraken de lijn van deze zittingsplaats uiteen is gezet. Dat verweerder, zoals ter zitting is aangegeven, hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van 30 januari 2023 is geen reden om de lijn van deze zittingsplaats te verlaten.
5. De rechtbank volstaat voor de (concluderende) redenen waarom het beroep reeds gegrond wordt verklaard met een verwijzing naar ro 25 van de uitspraak van 30 januari 2023 en ro 8 van de uitspraak van 3 februari 2023.
“Gelet op de bovenstaande overwegingen concludeert de rechtbank dat het overdrachtsbesluit, dat is genomen
ontvangst van de Circular Letter, niet is voorzien van een voldoende draagkrachtige motivering. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat het overdrachtsbesluit rechtmatig is en dat de omstandigheid dat Italië thans, al dan niet na overdracht, geen opvang biedt aan Dublinclaimanten geen gevolgen zou moeten hebben voor de beoordeling of Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De rechtbank concludeert niet dat overdracht van eiser aan Italië op grond van artikel 3, tweede lid, Dublinverordening, absoluut verboden is, maar vernietigt het overdrachtsbesluit dus vanwege motiveringsgebreken.” [3]
“Ook indien moet worden aangenomen dat de opschorting van de overdrachten op korte termijn wordt stopgezet, is het thans onduidelijk of de overdrachten worden gemaximeerd en/of in overleg met de andere lidstaten die overdrachtsbesluiten willen effectueren plaats gaan vinden. Er zijn op dit moment dermate weinig aanknopingspunten voor de te verwachten ontwikkelingen dat de rechtbank eenvoudigweg thans geen nadere beoordeling kan maken van de vraag of eisers, zodra Italië zijn opschorting staakt, toegang tot opvang die voldoet aan de Unierechtelijke vereisten zal hebben. Onder de gegeven omstandigheden kan bij die beoordeling niet onverkort en zonder nadere motivering van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Anders dan verweerder stelt, ligt hiervoor de bewijslast niet (langer) bij eiser.” [4]
6. De overige beroepsgrond behoeft geen bespreking meer. Verweerder dient opnieuw te beslissen op de asielaanvraag van eiser. De rechtbank bepaalt hiervoor een termijn van vier weken.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).
8. De rechtbank heeft melding gemaakt van de mogelijkheid een rechtsmiddel aan te wenden tegen deze uitspraak en van de termijn die hiervoor geldt.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2023 door
mr. R.J.G.H. Seerden, rechter, in aanwezigheid van mr. K.M.R.L. Kamp, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op: 8 februari 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

3.Zie de uitspraak van 31 januari 2023, ro 25.
4.Zie de uitspraak van 3 februari 2023, ro 8.