ECLI:NL:RBDHA:2023:8708
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielprocedure met betrekking tot Dublin-overdracht naar Oostenrijk en minderjarigheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening hangende verzet. Verzoeker, die een asielaanvraag had ingediend, was het niet eens met het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling. Verzoeker had eerder verzet aangetekend tegen een uitspraak van 8 maart 2023, waarin zijn beroep ongegrond werd verklaard en zijn verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk werd verklaard.
Op 29 maart 2023 werd verzoeker geïnformeerd dat hij op 5 april 2023 naar Wenen, Oostenrijk zou worden overgedragen. Hierop verzocht hij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden overgedragen en zijn verzet kon afwachten. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden beoordeeld in het licht van de kans van slagen van het verzet.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker onvoldoende had aangetoond dat zijn geregistreerde meerderjarigheid onjuist was. De Taskera, die verzoeker had overgelegd ter onderbouwing van zijn minderjarigheid, werd niet als voldoende bewijs beschouwd. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het verzet geen redelijke kans van slagen had. De uitspraak werd op 4 april 2023 telefonisch medegedeeld aan de partijen, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.