ECLI:NL:RBDHA:2023:8741

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
NL23.5005
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Bruinse - Pot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een besluit tot afwijzing van een asielaanvraag wegens motiveringsgebrek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Algerijnse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 10 februari 2023 afgewezen, met de motivering dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. D.W. Beemers. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. J. Kaikai.

De rechtbank heeft de zaak op 27 maart 2023 behandeld. Eiser heeft verklaard dat hij bedreigd werd door een maffiafamilie in Algerije, als gevolg van problemen die zijn broers met deze familie hadden. De staatssecretaris heeft de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig geacht, maar de indirecte bedreiging niet zwaarwegend genoeg geacht om asiel te verlenen. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de indirecte bedreiging niet als reëel werd beschouwd, vooral gezien het feit dat eerwraak een langdurige dreiging kan zijn.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepsgrond van eiser slaagde, omdat de staatssecretaris niet had onderbouwd dat de indirecte bedreiging niet voortkwam uit een behoefte aan eerwraak. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar heeft de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten, omdat de staatssecretaris alsnog voldoende had gemotiveerd dat de asielaanvraag terecht was afgewezen. Eiser is in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5005

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. D.W. Beemers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

Inleiding1. Bij het bestreden besluit van 10 februari 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft de Algerijnse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1969. Hij heeft een asielaanvraag ingediend op 7 september 2022. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eisers broers, die inmiddels zijn overleden, zaten in Algerije bij de politie waardoor zij problemen kregen. Zij hadden namelijk een conflict met een maffiafamilie en werden verantwoordelijk gehouden voor het vermoorden van mensen van de maffia. De broers zijn vervolgens in militaire dienst getreden, waardoor zij onbereikbaar waren voor de maffia. De maffiafamilie heeft daarom eiser bedreigd met de dood (eerwraak) en daarom is eiser gevlucht. Hij verblijft inmiddels al langere tijd in Europa (ongeveer vijftien jaar) en dit is de eerste keer dat hij asiel aanvraagt.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Indirecte bedreiging door Algerijnse maffia in [jaartal].
4. De staatssecretaris acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De staatssecretaris ziet geen reden om een standpunt in te nemen omtrent de geloofwaardigheid van de verklaring van eiser aangaande het tweede element. De geloofwaardigheid is conform IB 2022/102 in het midden gelaten en enkel de zwaarwegendheid is beoordeeld. Relevant element twee is niet zwaarwegend genoeg geacht. De gestelde problemen zijn niet ernstig genoeg om in aanmerking te komen voor bescherming. Ten eerste is eiser geen persoonlijk doelwit van de betreffende maffiagroep. Eiser heeft gesteld dat hij persoonlijk niets van de bende heeft gehoord en dat hij slechts via een vriend op de hoogte is gesteld van een bedreiging. Er zijn geen andere indicaties dat de maffia op zoek is naar eiser en eiser heeft in de periode dat hij in Algerije verbleef verder geen persoonlijke problemen ondervonden met de maffia. De gestelde aanleiding van de bedreiging was niet op eiser zelf gericht. Ten tweede is geen sprake van aannemelijke vrees. Dat eiser stelt te vrezen omgebracht te worden door de maffia wordt niet gevolgd, omdat zijn broers ook niet zijn vermoord, terwijl zij de bedoelde doelwitten waren. De dood van zijn broers is niet veroorzaakt door de maffia, terwijl zij in Algerije verbleven. Daarnaast is slechts sprake van een indirect geuite dreiging van 25 jaar geleden, dat eveneens onvoldoende is om te spreken over aannemelijke vrees.
5. Eiser voert aan dat voor de beoordeling van de zwaarwegendheid moet worden uitgegaan van alle verklaringen van eiser. Als een gedeelte van de verklaringen van eiser niet geloofwaardig werd geacht, dan had dit moeten worden gemotiveerd in het bestreden besluit en dat is niet gedaan. In het besluit wordt gesteld dat eiser heeft verklaard dat hij niet persoonlijk door de maffia is bedreigd en dat hij slechts via een vriend op de hoogte is gesteld van de bedreiging. Het feit dat hij niet direct door de maffiafamilie is bedreigd betekent niet dat de bedreiging niet reëel is en hij geen persoonlijke problemen zou hebben. Hetzelfde geldt voor de opmerking in het besluit dat de aanleiding van de bedreiging niet op eiser zelf gericht was. Waar het om gaat is dat niet ter discussie staat dat hij is bedreigd door de maffiafamilie. Verder betwist de staatssecretaris ook niet dat het gaat om een kwestie van eerwraak, maar overweegt enkel dat er niet voldoende is om te stellen dat er sprake is van een aannemelijke vrees. Hierbij gaat de staatssecretaris niet in op het in de zienswijze aangevoerde feit dat de eerwraak niet stopt, maar blijft bestaan totdat de wraak heeft plaatsgevonden, ook na een langere periode. Gelet op het voorgaande is onvoldoende gemotiveerd dat er geen sprake is van een reële dreiging.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt de beroepsgrond van eiser. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat als de staatssecretaris de geloofwaardigheid van een element uit het asielrelaas in het midden laat, zoals ook in dit geval, hij alle verklaringen van een vreemdeling over zijn asielmotieven als uitgangspunt moet nemen voor de zwaarwegendheidsbeoordeling. [1] Ter zitting heeft de staatssecretaris bevestigd dat gelet daarop uitgegaan wordt van de indirecte bedreiging, maar dat niet per se van de duiding ‘eerwraak’ zoals door eiser gesteld wordt uitgegaan. De staatssecretaris mag zelf beoordelen of hij vindt dat eiser reëel wordt bedreigd vanwege eerwraak. Dit is niet het geval volgens de staatssecretaris. De rechtbank is van oordeel dat eiser terecht heeft aangevoerd dat de staatssecretaris dit in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. In het besluit wordt namelijk niet vermeld dat de staatssecretaris er niet van uitgaat dat de indirecte bedreiging die eiser heeft bereikt, voortkomt uit een behoefte van de maffiafamilie aan eerwraak. Deze motivering was nodig, omdat – als er sprake zou zijn van eerwraak – de tegenwerping van de staatssecretaris, dat niet aannemelijk is dat eiser nog gevaar loopt, omdat het al 25 jaar geleden is, niet zonder meer logisch is. Eiser heeft namelijk onweersproken aangevoerd dat tijdsverloop bij eerwraak geen rol speelt. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.2.
De rechtbank ziet aanleiding om te beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand gelaten kunnen worden. Ter zitting heeft de staatssecretaris gemotiveerd dat de indirecte bedreiging in het licht van alle tegenwerpingen moet worden gezien en dit niet zwaarwegend genoeg wordt geacht. De redenen daarvoor zijn dat de staatssecretaris ervan uitgaat dat eiser, zoals door eiser verklaard, geen persoonlijk doelwit is van de maffiagroepering, omdat de maffiagroepering in wezen een probleem met zijn broers heeft en niet met eiser. Een tweede reden is dat eiser slechts ‘via via’ heeft gehoord dat de maffia naar hem op zoek zou zijn. Eiser heeft nooit persoonlijk contact gehad met de maffia en is dus niet persoonlijk bedreigd. Na de indirecte bedreiging is eiser nog twee weken in Algerije gebleven en in die tijd heeft hij geen problemen ondervonden met de maffia. Daarnaast heeft de indirecte bedreiging 25 jaar geleden plaatsgevonden en ziet de staatssecretaris niet in dat eiser na deze tijd nog gezocht wordt door de maffia. De broers van eiser hebben ook geen problemen met de maffia gehad en zijn niet door toedoen van de maffia overleden. Ook is niet gebleken dat andere familieleden van eiser na deze tijd nog problemen hebben ondervonden met de maffia. Ter zitting heeft de staatssecretaris in aanvulling hierop toegelicht dat uit onderzoek blijkt dat in Algerije eerwraak geen groot thema is en dat gelet op alle feiten en omstandigheden van het geval (de tegenwerpingen) er geen aanleiding is dat eiser persoonlijk heeft te vrezen voor deze door eiser genoemde eerwraak. Kortom, de staatssecretaris hoeft naar het oordeel van de rechtbank de juridische duiding van de bedreiging door eiser niet overnemen, ondanks dat het asielrelaas geloofwaardig wordt geacht. De staatssecretaris stelt zich alsnog terecht op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Gelet op het voorgaande, heeft de staatssecretaris zijn stelling naar het oordeel van de rechtbank alsnog voldoende gemotiveerd en kunnen de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand worden gelaten.

Conclusie en gevolgen

6. Gelet op het geconstateerde motiveringsgebrek onder 5.1 is het beroep gegrond. Met de in beroep gegeven motivering heeft de staatssecretaris alsnog voldoende gemotiveerd dat eisers asielaanvraag terecht is afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten met toepassing van 8:72, derde lid, van de Awb.
6.1.
De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser redelijkerwijs gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 837,- per punt en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en laat de rechtsgevolgen in stand;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie een uitspraak van 17 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2333, r.o. 8.6.