ECLI:NL:RBDHA:2023:8749

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
NL23.8950
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot intrekking asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen op de grond dat Zweden verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld. Op 1 juni 2023 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken en aangegeven bereid te zijn de proceskosten van de verzoeker te vergoeden tot een bedrag van € 1.674,--. Hierop heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling en om een termijn te bepalen voor een nieuw besluit van de staatssecretaris.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoeker, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 837,-- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om een termijn te bepalen voor een nieuw besluit afgewezen. De wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag begint pas te lopen wanneer Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, wat in dit geval niet is vastgesteld. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker tot een bedrag van € 837,--. Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8950

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij het besluit van 23 maart 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen op de grond dat Zweden daarvoor verantwoordelijk is.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 1 juni 2023 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en meegedeeld bereid te zijn de proceskosten van verzoeker ter hoogte van € 1.674,-- te vergoeden.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten en een termijn te bepalen waarbinnen verweerder een nieuw besluit dient te nemen.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
3. Het verzoek om een proceskostenveroordeling wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een wegingsfactor 1).
4. Het verzoek om een termijn te bepalen waarbinnen verweerder een nieuwe beslissing op de asielaanvraag van verzoeker dient te nemen, wordt afgewezen. Op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 vangt de wettelijke beslistermijn van zes maanden na ontvangst van de asielaanvraag aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Nu in het geval van verzoeker niet is vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag, is de wettelijke beslistermijn niet verstreken en bestaat geen grondslag om een termijn te bepalen waarbinnen verweerder opnieuw dient te beslissen op de asielaanvraag van verzoeker.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-- (
achthonderdzevenendertig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.