ECLI:NL:RBDHA:2023:8764

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
18/7458
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen brief zonder besluitkarakter in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft eiseres, zonder vaste woon- of verblijfplaats, beroep ingesteld tegen een brief van verweerder, burgemeester en wethouders van Westland, die volgens haar als een besluit moet worden aangemerkt. De zaak betreft een verzoek om uitbetaling van opgebouwde verlofuren, waarbij verweerder in eerdere besluiten het verzoek heeft gehonoreerd en later heeft herzien. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en heeft verweerder in gebreke gesteld voor het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. De rechtbank heeft op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in deze zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van 2 oktober 2018, waartegen eiseres beroep heeft ingesteld, niet het karakter van een besluit heeft. Verweerder heeft in deze brief aangegeven dat de ingebrekestelling van 25 september 2018 niet als zodanig kan worden beschouwd. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres niet ontvankelijk is, omdat het niet gericht is tegen een besluit. Dit betekent dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van haar proceskosten ontvangt.

De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling niet kwalificeert als een besluit, aangezien het oorspronkelijke primaire besluit niet meer bestaat door de herziening. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/7458

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres], zonder vaste woon- of verblijfplaats, eiseres

(gemachtigde: mr. J.F.R. Eisenberger),
en

burgemeester en wethouders van Westland

(gemachtigde: mr. G.G.E.A. Frederix-Gianotten).

Procesverloop

In het besluit van 31 juli 2017 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om uitbetaling van opgebouwde verlofuren gehonoreerd.
Bij besluit van 10 augustus 2017 (herziene primaire besluit) heeft verweerder het primaire besluit herzien, in die zin dat het aantal aan eiseres uit te betalen uren naar boven is aangepast.
Eiseres heeft tegen zowel het primaire als het herziene primaire besluit bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij besluit van 8 mei 2018 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft verweerder op 25 september 2018 in gebreke gesteld voor het nemen van een besluit op haar bezwaar tegen het zaaknummer [zaaknummer]
Verweerder heeft bij brief van 2 oktober 2018 aangegeven dat de brief van 25 september 2018 niet als een ingebrekestelling kan worden gezien.
Eiseres heeft (op 13 november 2018) tegen de brief van 2 oktober 2018 beroep ingesteld.
Op 11 jan 2019 heeft eiseres een aanvullend beroepschrift ingediend met het verzoek tot vernietiging van de brief van 2 oktober 2018
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft aanvullende gronden ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, [naam] en de gemachtigde van eiseres en namens verweerder mr. S. de Boer en M.I. Oostrum en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 30 juni 2017 heeft eiseres verweerder verzocht om uitbetaling van de door haar opgebouwde verlofuren. Verweerder heeft daar in eerste instantie met het primaire besluit van 31 juli 2017 op beslist. Bij het opmaken van de specificatie behorende bij het primaire besluit constateerde verweerder dat hij vergeten is een aantal uren mee te nemen in de berekeningen. In het herziene primaire besluit van 10 augustus 2018 maakt verweerder dan ook een nieuwe berekening. Eiseres heeft tegen beide primaire besluiten bezwaar gemaakt. De secretaris van de commissie bezwaar van de gemeente Westland heeft eiseres op 13 februari 2018 laten weten dat abusievelijk twee bezwaarschriften geregistreerd waren. Zij heeft nummer [zaaknummer] vervallen verklaard.
Wat vinden partijen in beroep?
2. Eiseres verduidelijkt in de aanvullende gronden van beroep dat er volgens haar nog had moeten worden beslist op haar bezwaar tegen het herziene primaire besluit van 10 augustus 2017. Zij heeft beroep ingesteld tegen de brief van 2 oktober 2018 waarbij verweerder heeft gereageerd op de ingebrekestelling van 25 september 2018. Eiseres maakt aanspraak op de maximale dwangsom wegens het niet tijdig beslissen.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet ontvankelijk is in haar beroep omdat de brief van 2 oktober 2018 niet het karakter heeft van een besluit. In de brief is uitgelegd dat de brief van 25 september 2018 niet als ingebrekestelling kan gelden. Verweerder legt daarin uit het bezwaarschrift inzake de vakantie-uren abusievelijk twee maal is geregistreerd en één zaaknummer is vervallen. Indien de rechtbank vindt dat het wel een besluit is, dient het beroep als bezwaar naar verweerder doorgestuurd te worden op grond van artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt vast dat het besluit van 10 augustus 2018 een aanpassing is van het besluit van 31 juli 2018. In zaaknummer 18/4069 is het bezwaar en beroep van eiseres gericht tegen dit herziene besluit van 10 augustus 2018 aan de orde. Het besluit van 31 juli 2018 bestond als zodanig niet meer nu verweerder de berekening aangepast heeft in het herziene besluit.
5. Hoewel het uit het dossier niet geheel duidelijk wordt gaat de rechtbank ervan uit dat de ingebrekestelling van 25 september 2018 waarin verwezen wordt naar zaaknummer [zaaknummer], betrekking heeft op het oorspronkelijke primaire besluit van 31 juli 2018. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat deze ingebrekestelling niet als zodanig kwalificeert, aangezien de berekening uit het besluit van 31 juli 2018 niet meer bestond/achterhaald was. Daarmee is de brief van verweerder van 2 oktober 2018 alleen een mededeling dat het besluit van 31 juli 2018 niet meer bestaat en heeft het niet het karakter van een besluit.
Conclusie
6. Het beroep is niet-ontvankelijk omdat het niet gericht is tegen een besluit. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.