ECLI:NL:RBDHA:2023:877

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
NL22.22061 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ongegrondverklaring asielaanvraag in het kader van Dublin-regeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2023 uitspraak gedaan over het verzet van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 15 november 2022. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de opposant, die asiel had aangevraagd, kennelijk ongegrond verklaard. De opposant heeft verzet ingesteld omdat hij van mening is dat hij niet naar Italië mocht worden uitgezet, gezien de omstandigheden in dat land, waaronder een tekort aan opvangplekken voor asielzoekers. De rechtbank heeft het verzet op 10 januari 2023 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.

De rechtbank overweegt dat de eerdere uitspraak zonder zitting is gedaan, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank concludeert dat de opposant niet aannemelijk heeft gemaakt dat Italië niet kan voldoen aan de zorgbehoeften van asielzoekers. Het medisch dossier dat door de opposant is ingediend, biedt geen nieuwe inzichten die de eerdere beslissing kunnen ondermijnen. De rechtbank stelt vast dat de opposant op 5 december 2022 aan Italië is overgedragen en dat er geen bewijs is dat hij geen toegang heeft gekregen tot de asielprocedure of opvang.

De rechtbank concludeert dat de opposant in zijn verzet nagenoeg dezelfde gronden aanvoert als in zijn eerdere beroep, en dat de nieuwe informatie over de opschorting van Dublin-overdrachten niet relevant is voor de beoordeling van het verzet. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om het verzet gegrond te verklaren, en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.22061 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant], opposant
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jankie),
tegen de uitspraak van de rechtbank in zijn zaak tegen

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij uitspraak van 15 november 2022 heeft de rechtbank dat beroep kennelijk ongegrond verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 10 januari 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb [1] biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat opposant niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder ten aanzien van Italië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. Het door eiser ingebrachte medisch dossier maakt dit niet anders, omdat niet is gebleken dat de benodigde medisch zorg niet in Italië kan worden geboden. Gelet hierop bestond er volgens de rechtbank voor verweerder geen aanleiding om de asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen. [2] Opposant is op 5 december 2022 overgedragen aan Italië.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep ongegrond is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
Wat vindt opposant in verzet?
3. Opposant stelt dat hij niet uitgezet mocht worden naar Italië, omdat deze lidstaat bij bericht van 5 december 2022 heeft aangegeven dat zij inkomende Dublinoverdrachten opschorten in verband met een tekort aan opvangplekken. Eiser is op 5 december 2022 overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten. Hij is vervolgens op straat gezet, heeft geen passende (medische) opvang gekregen en zonder dat de asielprocedure is gestart. Hieruit blijkt dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, dat wel degelijk sprake is van structurele tekortkomingen in de Italiaanse asielprocedure. Verweerder heeft dan ook niet uit kunnen gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Opposant heeft te vrezen voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [3] en artikel 4 van het Handvest [4] . Gelet op deze omstandigheden dient verweerder opposant terug te brengen naar Nederland en zijn asielaanvraag inhoudelijk te beoordelen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Naar het oordeel van de rechtbank voert opposant in het verzetschrift geen gronden aan die kunnen leiden tot de conclusie dat het beroep ten onrechte vereenvoudigd is afgedaan en dat een zitting noodzakelijk was. [5]
4.1.
Hiertoe overweegt de rechtbank dat opposant in verzet nagenoeg dezelfde gronden als in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is in de uitspraak van 15 november 2022 inhoudelijk ingegaan op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, het AIDA-rapport van mei 2022 (update 2021), het medisch dossier en de toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening. Het feit dat opposant het niet eens is met de bestreden uitspraak is onvoldoende om het verzet gegrond te verklaren.
4.2.
Ten aanzien van het bericht van 5 december 2022 over de opschorting van de overdrachten van Dublinclaimanten overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat dit een gebeurtenis betreft die heeft plaatsgevonden na de uitspraak van 15 november 2022. Dit betekent dat dit geen nieuw feit of omstandigheid is die tijdens een normale behandeling van het beroep ook aangevoerd had kunnen worden en die maakt dat twijfel ontstaat over de bestreden uitspraak of de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Uit het bericht van 5 december 2022 volgt enkel dat Italië lidstaten verzoekt om tijdelijk de overdracht van Dublin-claimanten stop te zetten, maar niet dat zij desondanks overgedragen Dublinclaimanten geen toegang geven tot de asielprocedure, opvang en medische faciliteiten. Daar komt bij dat opposant zijn stellingen over het feit dat hij geen opvang heeft en dat zijn asielprocedure niet is gestart, niet met bewijstukken heeft onderbouwd. Ten slotte valt uit de verklaringen van opposant niet af te leiden dat hij over deze gestelde problemen contact heeft opgenomen met de Italiaanse (hogere) autoriteiten en dat zij hem niet kunnen of willen helpen.
4.3.
Nu de rechtbank geen aanleiding ziet om het verzet gegrond te verklaren, is verweerder niet verplicht is om opposant terug te halen uit Italië en zijn asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen.
Wat is de conclusie?
5. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.W. Craanen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Zie artikel 17 van Verordening 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking) (hierna: de Dublinverordening).
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
4.Het handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
5.Zoals bedoeld in artikel 8:54 van de Awb.