In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een Togolese staatsburger tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1975, heeft aangevoerd dat hij politiek actief is geweest in Togo en vreest voor vervolging door de regering. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat hij de geloofwaardigheid van eisers lidmaatschap van de politieke partij NID en zijn verklaringen over zijn politieke activiteiten in twijfel trok. De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser relevante documenten heeft overgelegd, waaronder een werkcontract en convocations, die zijn asielrelaas ondersteunen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft gesteld dat deze documenten niet tot een ander oordeel kunnen leiden. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waardoor de staatssecretaris verplicht is om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, omdat de rechtbank al op het beroep heeft beslist. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 2.511,-.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser kan echter binnen een week na bekendmaking hoger beroep instellen tegen de uitspraak op het beroep.