Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.[eisende partij sub 1] ,
2. [eisende partij sub 2],
1.[gedaagde sub 1] ,
2. [gedaagde sub 2],
2.De beoordeling
Afgelopen dinsdag 8/9 hebben wij op de eerste en tweede verdieping gekeken waar de lekkageproblemen die bij de voorgevel zijn opgetreden. Het gaat om doorslag aan de binnenzijde van de voorgevel op de eerste verdieping en om vochtplekken in nieuw schilderwerk van zijmuren. In de afgelopen regenperiode stroomde het water naar binnen.
Het resultaat van deze metingen is een oplopende waarde van het vochtgehalte naar mate wij dichter bij de voorgevel en de op de voorgevel aansluitende woningscheidende wanden komen.
Omdat er sprake is van bouwkundige gebreken die tijdens de realisatie van de opbouw zijn gemaakt, zijn wij van oordeel dat de waterintreding dateert van kort na de realisatie. Wij achten het aannemelijk dat de verkopers kennis hebben gehad van de water intreding.
artikel 6 Staat van de onroerende zaak/ Gebruik
(…) Wij achten het aannemelijk dat de verkopers kennis hebben gehad van de water intreding. Door de verkopers is blijkbaar een voorzetwand tegen de voorgevel geplaatst, mogelijk vanwege de vochtproblematiek”. Verkopers betwisten dit. Verkopers hebben aangegeven dat zij niet bekend waren met de gestelde vochtproblemen en de voorzetwand in de slaapkamer hebben geplaatst voor de isolatie van de woning.
artikel 23 Ouderdomsclausule
nietgenoemd zijn in die clausule (en het normaal gebruik van de woning in de weg staan). Kopers betwisten deze ruime uitleg. Volgens kopers is met de ouderdomsclausule beoogd alleen aansprakelijkheid uit te sluiten voor gebreken die hun oorzaak vinden in de ouderdom van de woning. Dat is volgens kopers nu niet het geval, omdat de oorzaak volgens hen is gelegen in, kort gezegd, de in 2009 gerealiseerde dakopbouw, de daarbij gebruikte bakstenen en het ontbreken van een waterkering bij de aansluiting van oud en nieuw metselwerk.
nietaansprakelijk voor overige aanvullende schade, waaronder gevolgschade.
3.De beslissing
woensdag 12 juli 2023voor het nemen van een akte na tussenvonnis door beide partijen waarin zij zich uitlaten als bedoeld in 2.41 en 2.42;