ECLI:NL:RBDHA:2023:8790

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
NL22.18431
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag en beslistermijnen

In deze zaak heeft eiser op 14 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 23 juni 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 17 januari 2023 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft echter niet gereageerd op de vraag van de rechtbank of hij het beroep handhaaft, wat heeft geleid tot de beslissing van de rechtbank om de zaak zonder zitting te behandelen op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had zijn aanvraag op 23 juni 2021 ingediend en Nederland had op 27 juli 2021 Italië verzocht om eiser terug te nemen op basis van de Dublinverordening. De Italiaanse autoriteiten hebben deze claim op 28 september 2021 fictief geaccepteerd. Op 15 maart 2022 heeft verweerder meegedeeld dat de asielaanvraag van eiser in de nationale procedure zou worden behandeld, waarmee de Dublinprocedure werd afgesloten. De beslistermijn voor de asielaanvraag begon op 15 maart 2022 en de uiterlijke beslisdatum was 15 september 2022.

De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van eiser op 19 augustus 2022 prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt op 13 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.18431

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: 290.494.5308
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 14 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 23 juni 2021.
Bij besluit van 17 januari 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Eiser heeft niet gereageerd op de vraag van de rechtbank of hij het beroep handhaaft.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld.
2. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
3. Eiser heeft zijn aanvraag op 23 juni 2021 ingediend. Op 27 juli 2021 heeft Nederland aan Italië verzocht om eiser terug te nemen op grond van de Dublinverordening. [2] Deze claim is door de Italiaanse autoriteiten op 28 september 2021 fictief geaccepteerd. [3] Op 15 maart 2022 heeft verweerder meegedeeld dat de asielaanvraag van eiser alsnog in de nationale procedure zal worden behandeld en dat de Dublinprocedure daarmee wordt afgesloten. Uit artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 volgt dat de termijn voor het beslissen op een asielaanvraag aanvangt op het moment waarop is komen vast te staan dat Nederland verantwoordelijk is of zal worden voor de behandeling van de asielaanvraag. In dit geval is de beslistermijn op 15 maart 2022 aangevangen. De uiterlijke beslisdatum voor eisers asielaanvraag was 15 september 2022. Gelet hierop is de door eiser op 19 augustus 2022 ingediende ingebrekestelling prematuur ingediend, nu op dat moment de beslistermijn nog niet was verstreken.
4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Op grond van artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening.