Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 14 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 23 juni 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 17 januari 2023 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft echter niet gereageerd op de vraag van de rechtbank of hij het beroep handhaaft, wat heeft geleid tot de beslissing van de rechtbank om de zaak zonder zitting te behandelen op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had zijn aanvraag op 23 juni 2021 ingediend en Nederland had op 27 juli 2021 Italië verzocht om eiser terug te nemen op basis van de Dublinverordening. De Italiaanse autoriteiten hebben deze claim op 28 september 2021 fictief geaccepteerd. Op 15 maart 2022 heeft verweerder meegedeeld dat de asielaanvraag van eiser in de nationale procedure zou worden behandeld, waarmee de Dublinprocedure werd afgesloten. De beslistermijn voor de asielaanvraag begon op 15 maart 2022 en de uiterlijke beslisdatum was 15 september 2022.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van eiser op 19 augustus 2022 prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt op 13 juni 2023.