ECLI:NL:RBDHA:2023:8811

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
NL23.7860
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf nareis

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor haar gezinsleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is overschreden. Eiseres heeft verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft meer dan twee weken gewacht voordat zij beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat verweerder alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit moet nemen.

De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden. Eiseres heeft aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn die een kortere beslistermijn rechtvaardigen, gezien het gevaar voor haar gezin. De rechtbank erkent deze bijzondere omstandigheden en legt verweerder een kortere termijn op dan oorspronkelijk verzocht.

Daarnaast wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, die op € 418,50 is vastgesteld. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 13 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.7860
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. I.C. van Krimpen) en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf nareis voor haar gezinsleden (hierna: de aanvraag).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Dit betekent dat het beroep
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
terecht is ingediend.
4. Het beroep is gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
5. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.4 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.5
6. Eiseres heeft aangevoerd dat de rechtbank in haar zaak de uitgangspunten geformuleerd in de uitspraak van 17 maart 2023 van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem,6 niet mag toepassen. Dit omdat in dat geval de maximale beslistermijn van negen maanden, als vervat in artikel 5, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn, wordt overschreden. Subsidiair heeft eiseres aangevoerd dat de rechtbank onterecht heeft overwogen dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. Verder vraagt eiseres om een kortere nadere termijn dan de uitgangspunten in de uitspraak van 17 maart 2023 zouden voorschijven.
7. De rechtbank volgt dit standpunt niet. In rechtsoverweging 5 van voornoemde uitspraak van 17 maart 2023 heeft de rechtbank tot uitdrukking gebracht dat de termijn van negen maanden ziet op de beslistermijn. Dit moet worden onderscheiden van de nadere termijn die de rechtbank met deze uitspraak oplegt. Bij het bepalen van een passende nadere termijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij houdt zij rekening met het belang van zowel een snelle als een zorgvuldige besluitvorming. De omstandigheid dat de termijn van negen maanden is of wordt overschreden, is één van de in deze afweging mee te wegen aspecten. Dit heeft de rechtbank bij het formuleren van de uitgangspunten voor het opleggen van een passende nadere termijn onderkend en meegewogen. Ook stelt eiseres dat de rechtbank in de uitspraak van 17 maart 2023 onterecht zou hebben overwogen dat er sprake zou zijn van een bijzondere geval of een situatie waarin de naleving van andere wettelijke voorschriften ertoe noopt om een andere termijn te bepalen of andere voorziening te treffen. Eiseres voert hiertoe aan dat verweerder wel kon anticiperen op de verhoogde asielinstroom, verweerder onvoldoende inspanning zou hebben verricht om extra personeel aan te nemen en de behandeling van nareisaanvragen niet arbeidsintensiever zou zijn geworden sinds januari 2022. De rechtbank volgt dit betoog niet. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft de rechtbank op basis van het samenspel van alle factoren overwogen dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. Wat eiseres in dit verband heeft aangevoerd geeft de rechtbank geen aanleiding om hier anders over te oordelen. De rechtbank past daarom ook in de zaak van eiseres de in de voornoemde uitspraak van 17 maart 2023 geformuleerde uitgangspunten toe.
8. De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is. Uit het verweerschrift volgt dat verweerder van plan is een herstelverzuim te sturen voor nadere documenten of informatie.
4 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
9. Eiseres heeft aangevoerd dat haar gezin gevaar loopt en zij daarom baat heeft bij een kortere beslistermijn dan de 20 weken waar verweerder om heeft verzocht. Het gezin zou gevaar lopen onder andere omdat eiseres werkzaam is geweest voor een NGO in Afghanistan en zij tot de Hazara bevolkingsgroep behoren. Verweerder heeft hier niet meer op gereageerd. De rechtbank stelt vast dat er in dit specifieke geval sprake is van een bijzondere omstandigheid, zoals bedoeld in rechtsoverweging 6.3 van de uitspraak van 17 maart 2023.7 Dit geeft aanleiding om af te wijken van de in die uitspraak geformuleerde uitgangspunten voor het vaststellen van een nadere termijn. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder geen herstel verzuim meer biedt, moet hij binnen vier weken een beslissing op de aanvraag bekend maken.
Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?
10. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen de hierboven gestelde termijnen alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
12. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op in beginsel binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag te nemen;
  • als verweerder eiseres een herstel verzuim biedt, draagt de rechtbank verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag te nemen;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag,
waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van A.C. Kampschuur, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 juni 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.