ECLI:NL:RBDHA:2023:882

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
C/09/612280 / HA ZA 21-479
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijk recht op de vererving en afwikkeling van een nalatenschap van een in Sri Lanka overleden man met de Nederlandse nationaliteit

In deze zaak gaat het om de vererving en afwikkeling van de nalatenschap van een in Sri Lanka overleden man met de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank Den Haag heeft op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin de toepasselijkheid van het recht op de nalatenschap ter discussie stond. De erflater, die op 22 september 2019 overleed, had zowel bezittingen in Sri Lanka als in Nederland. De eiseres, [eiser01], is de echtgenote van de erflater, terwijl de gedaagden, [gedaagden01], de kinderen uit een eerder huwelijk zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erflater zijn gewone verblijfplaats in Sri Lanka had op het moment van overlijden, wat betekent dat het Sri Lankaans recht van toepassing is op de vererving en afwikkeling van de nalatenschap. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het huwelijk tussen de eiseres en de erflater rechtsgeldig is en dat de eiseres als erfgenaam moet worden erkend. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat op de vererving van de onroerende zaken in Nederland Nederlands recht van toepassing is, terwijl op de onroerende zaken in Sri Lanka het Sri Lankaans recht van toepassing is. De vorderingen van de gedaagden tot verdeling van de nalatenschap zijn afgewezen, evenals de vorderingen van de eiseres inzake beschikkingsbevoegdheid. De proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/612280 / HA ZA 21-479
Vonnis van 25 januari 2023
in de zaak van
[eiser01], te Democratische Republiek Sri Lanka,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E. van der Maal te Eindhoven,
tegen

1.[gedaagde01] , te [plaats01] , Oostenrijk,

2.
[gedaagde02], wonende te [plaats01] , Oostenrijk,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.B.G. Gelissen te Sittard.
en
mr. [interveniënt01] , handelend in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van de heer [erflater01], te [plaats02] ,
interveniënt,
advocaat: mr S. van Wijk te Den Haag.
Partijen worden hierna [eiser01] , [gedaagden01] en de vereffenaar genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 30 maart 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • de conclusie van antwoord inzake de tussenkomst door de vereffenaar namens [eiser01] ;
  • de conclusie van antwoord in incident namens [gedaagden01] ;
  • de akte aanvullende gronden en producties, tevens houdende wijziging van eis namens [gedaagden01] , met producties;
  • de antwoordakte namens [eiser01] , met producties;
  • de akte vermeerdering van eis namens [eiser01] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de zitting is besproken. Die aantekeningen zijn samen met de spreekaantekeningen van partijen toegevoegd aan het griffiedossier.
1.3.
Ten slotte is de datum voor vonnis bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

in conventie en in reconventie

De kern van de zaak
2.1.
Deze procedure gaat over het recht dat van toepassing is op de vererving en de afwikkeling van het vermogen van de heer [erflater01] (hierna erflater). Erflater is op 22 september 2019, op zestigjarige leeftijd, overleden te Sri Lanka. Erflater is in Nederland geboren en had op het moment van overlijden de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Erflater had in ieder geval bezittingen in Sri Lanka en in Nederland. In Nederland had erflater onder meer onroerend goed, inkomsten uit de verhuur van het onroerend goed en bankrekeningen. Erflater heeft niet bij testament over zijn vermogen beschikt.
2.3.
[eiser01] is op [huwelijksdatum01] 2010 op de Seychellen met erflater getrouwd. [gedaagden01] zijn de kinderen van erflater uit een eerder huwelijk. [eiser01] en [gedaagden01] hebben de nalatenschap van erflater beneficiair aanvaard.
2.4.
Bij beschikking van 4 november 2021 heeft de kantonrechter van deze rechtbank, op verzoek van [eiser01] , de vereffenaar benoemd tot vereffenaar in de nalatenschap van erflater. Bij vonnis van 30 maart 2022 heeft de rechtbank de vereffenaar toegestaan in deze procedure te interveniëren.
2.5.
De rechtbank zal in dit vonnis oordelen over de volgende geschilpunten.
1.
Huwelijk van erflater en [eiser01]
2.6.
[gedaagden01] zijn er niet zeker van dat het huwelijk van [eiser01] en erflater in Nederland wordt erkend, en zij betwisten daarom dat [eiser01] erfgenaam is in de nalatenschap van erflater. De rechtbank zal oordelen dat [eiser01] erfgenaam is in de nalatenschap van erflater.
2.
Vorderingen van partijen inzake toepasselijk recht
2.7.
Voor het geval dat [eiser01] erfgenaam is in de nalatenschap, zijn [eiser01] en [gedaagden01] het erover eens dat op de vererving en de afwikkeling van de onroerende zaken van de nalatenschap van erflater die gelegen zijn in Sri Lanka Sri Lankaans recht van toepassing is en dat op de vererving en afwikkeling van de onroerende zaken die gelegen zijn in Nederland, Nederlands recht.
Partijen strijden over de vraag inzake het toepasselijk recht op de roerende zaken en de vermogensrechten van erflater. [eiser01] stelt dat hierop Nederlands recht van toepassing is en [gedaagden01] stellen dat hierop Sri Lankaans recht van toepassing is.
2.8.
De vereffenaar vordert de verklaring voor recht dat Nederlands recht van toepassing is (i) op alle goederen van erflater die zich ten tijde van zijn overlijden in Nederland bevonden en (ii) op de afwikkeling van deze goederen en de taakuitoefening door de vereffenaar, waaronder het beheer over en de vereffening van deze goederen.
2.9.
De rechtbank zal voor recht verklaren dat op de vererving en afwikkeling van de roerende zaken en vermogensrechten van erflater Nederlands recht van toepassing is. Dit houdt tevens in dat Nederlands recht van toepassing is op de afwikkeling van deze goederen en de taakuitoefening van de vereffenaar. Volledigheidshalve zal de rechtbank ook op dit punt een verklaring voor recht uitspreken. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
3.
Vordering van [gedaagden01] tot verdeling van de nalatenschap
2.10.
Bij akte van 25 oktober 2022 hebben [gedaagden01] hun eis nog vermeerderd. Zij vorderen thans zowel in conventie als in reconventie een bevel van de rechtbank tot verdeling van de nalatenschap op grond van artikel 3:178 van het Burgerlijk Wetboek (BW), onder supervisie van de vereffenaar. In de akte zelf hebben zij daarbij een uitdrukkelijk beroep gedaan op hun bloot eigendom rechten op grond van artikel 4:21 BW. Zij wensen een aandeel ter hoogte van 2/3e deel van de in Nederland gelegen onroerende zaken overgedragen te krijgen. In het petitum hebben zij dit echter niet opgenomen.
Voor wat betreft de verdeling stellen zij voor de onroerende zaken in Nederland zo spoedig mogelijk, doch binnen vijf jaren te verkopen tegen een marktconforme prijs.
Het onroerend goed in Sri Lanka zal op basis van het Sri Lankaanse recht moeten worden verdeeld, waarbij de vereffenaar niet bevoegd is. De in Sri Lanka te benoemen administrator – waarover inmiddels een procedure loopt in Sri Lanka –zal dit moeten bewerkstelligen. Voor wat betreft de roerende bezittingen stellen [gedaagden01] voor deze te verdelen volgens de Sri Lankaanse sleutel, waarbij [eiser01] de helft krijgt en [gedaagden01] ieder 25%.
2.11.
De vordering tot verdeling van de nalatenschap zal de rechtbank afwijzen. Ook dit oordeel licht zij hieronder nader toe.
4.
Vordering van [eiser01] inzake beschikkingsbevoegdheid
2.12.
Ook [eiser01] heeft bij akte wijziging eis van 25 oktober 2022 haar vordering nog vermeerderd en wel in die zin dat zij vordert dat zij de feitelijke beschikking krijgt over de vermogensrechten en roerende zaken van erflater. Tevens vordert zij dat indien het beroep van gedaagden op artikel 4:21 BW wordt gehonoreerd, [gedaagden01] worden veroordeeld om bij het overdragen van de blote eigendom het surplus ten opzicht van de in artikel 4:21 BW genoemde waarde aan [eiser01] te voldoen, althans dit te compenseren op een door de rechtbank te bepalen wijze.
2.13.
De rechtbank zal ook deze vorderingen afwijzen. Ook dit oordeel licht zij hieronder nader toe.
Nederlandse rechter bevoegd
2.14.
Aan de hand van de Erfrechtverordening (hierna ErfrechtVo) [1] dient te worden bepaald of de rechtbank van de vorderingen van partijen kennis kan nemen. Op grond van artikel 10 lid 1 a van de ErfrechtVo is de Nederlandse rechter bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen omdat erflater op het moment van overlijden de Nederlandse nationaliteit had en omdat erflater op het moment van overlijden goederen bezat die in Nederland waren gelegen. Op grond van artikel 109 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in Nederland de rechtbank Den Haag bevoegd.
1.
Huwelijk van erflater en [eiser01]
2.15.
Na op dit punt eerder in de procedure twijfels te hebben geuit, hebben [gedaagden01] bij akte aanvullende gronden en producties tevens houdende wijziging eis, erkend dat [eiser01] en erflater op [huwelijksdatum01] 2010 op de Seychellen zijn getrouwd. [gedaagden01] menen echter dat dit huwelijk in Nederland niet wordt erkend, omdat het niet is ingeschreven in de Basisregistratie Personen dan wel de huwelijksakte niet is geregistreerd in het Nederlandse register. Omdat het huwelijk in Nederland niet wordt erkend, is het niet rechtsgeldig.
2.16.
Artikel 10:31 lid 1 BW bepaalt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, als zodanig in Nederland wordt erkend. [gedaagden01] hebben zich tot het Consulaat van de Seychellen in Frankfurt, Duitsland, gewend, met het verzoek of kan worden vastgesteld of het huwelijk daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De consul heeft het huwelijkscertificaat van het huwelijk van [eiser01] en erflater gestuurd aan de
Registrar Of Marriages, department of immigration & civil statusvan de Seychellen. Bij e-mail van 28 september 2022 heeft de
Registrar Of Marriages, department of immigration & civil status, onder meer het volgende geschreven:

This is to confirm that the attached marriage certificate is legal and authentic as per as the Marriage register C, page 44 of 2010by Civil Status Officer, (…).
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het huwelijk tussen [eiser01] en erflater rechtsgeldig is ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond. Dit betekent dat het huwelijk op grond van artikel 10:31 lid 1 BW in Nederland wordt erkend. Dit betekent dat [eiser01] naar Nederlands recht erfgenaam is van erflater.
2.17.
Tussen partijen is niet in geschil dat erflater en [eiser01] niet in enige gemeenschap van goederen zijn getrouwd. Dit betekent dat de rechtbank het ervoor houdt dat [eiser01] en erflater buiten gemeenschap van goederen waren getrouwd.
2.
Toepasselijk recht op de nalatenschap
2.18.
Artikel 21 ErfrechtVo bepaalt dat op de erfopvolging in haar geheel van toepassing is het recht van de staat waar de erflater op het moment van zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats had. Met gewone verblijfplaats wordt gedoeld op de maatschappelijke woonplaats, het land waarmee het sociale en maatschappelijke leven van betrokkene het meest verbonden is.
2.19.
[eiser01] stelt zich op het standpunt dat niet relevant is waar erflater zijn gewone verblijfplaats had. Als dit Nederland was, dan is om die reden Nederlands recht van toepassing op de vererving en afwikkeling van zijn nalatenschap. Als dit Sri Lanka was, dan nog is Nederlands recht van toepassing. Tegelijkertijd neemt [eiser01] het standpunt in dat Sri Lankaans recht van toepassing is op de onroerende zaken van erflater die zich in Sri Lanka bevinden.
[gedaagden01] stellen zich op het standpunt dat de gewone verblijfplaats van erflater op Sri Lanka was en dat op basis daarvan moet worden geconstateerd dat alleen op de vererving en afwikkeling van de onroerende zaken in Nederland Nederlands recht van toepassing is en voor het overige Sri Lankaans recht.
2.20.
Anders dan [eiser01] is de rechtbank van oordeel dat wel relevant is wat de laatste gewone verblijfplaats van erflater was. Indien immers erflater zijn laatste gewone verblijfplaats in Nederland had, dan was op grond van artikel 21 lid 1 van de ErfrechtVo Nederlands recht van toepassing op de gehele nalatenschap dus ook op de vererving en afwikkeling van het onroerend goed in Sri Lanka.
2.21.
Tussen partijen is niet in geschil dat erflater op het moment van overlijden in Sri Lanka woonde, daar een woning bezat en een onderneming. Hij stond ook in Sri Lanka ingeschreven. Gelet op deze omstandigheden had het op de weg van [eiser01] gelegen om nader toe te lichten waarom Sri Lanka niet de gewone verblijfplaats was van erflater. Dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft wel adviezen overgelegd van het Internationaal Juridisch Instituut (hierna IJI), waarin het IJI zonder enige toelichting ervan uitgaat dat erflater zijn gewone verblijfplaats in Sri Lanka had. [eiser01] heeft het IJI ingeschakeld en aangenomen mag worden dat [eiser01] het IJI op dit punt heeft geïnformeerd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de conclusie gerechtvaardigd is dat erflater zijn laatste gewone verblijfplaats had in Sri Lanka. Dit betekent dat op grond van artikel 21 lid 1 ErfrechtVo Sri Lankaans recht van toepassing is op de vererving en afwikkeling van de nalatenschap van erflater.
2.22.
Artikel 34 ErfrechtVo bepaalt dat indien de verordening de toepassing van het recht van een derde staat voorschrijft, hieronder wordt verstaan de in die staat geldende rechtsregels, daaronder begrepen de regels van het internationaal privaatrecht die voorzien in terugverwijzing naar het recht van een lidstaat of naar het recht van een andere derde staat die zijn eigen recht zou toepassen. Gelet op deze bepaling dient de rechtbank te beoordelen welk recht volgens Sri Lankaans recht op de nalatenschap van erflater van toepassing is. Mocht het Sri Lankaans recht doorverwijzen naar een ander recht, dan dient de rechtbank dat andere recht toe te passen.
2.23.
In diverse door partijen overgelegde
legal opinionswordt besproken welk recht volgens Sri Lankaans recht op de nalatenschap van erflater van toepassing is. [eiser01] heeft onder andere
legal opinionsvan het IJI overgelegd. De rechtbank acht zich, mede op basis van de overgelegde
legal opinions, voldoende voorgelicht om de vraag welk recht volgens Sri Lankaans recht op de nalatenschap van toepassing is, te kunnen beantwoorden.
2.24.
Wel merkt de rechtbank op dat zij zich bij haar oordeel niet heeft gebaseerd op de
legal opinionvan Aequitas Legal van 3 maart 2020 en niet op een aanvulling van Aequitas Legal van 1 april 2020. De
legal opinionvan 3 maart 2020 benadert het vraagstuk namelijk vanuit het perspectief van de Sri Lankaanse rechter en welk recht deze rechter zou toepassen op de roerende goederen gelegen in Nederland. Daarbij wordt geoordeeld dat de Sri Lankaanse rechter op basis van het Nederlandse internationale privaatrecht Sri Lankaans recht zou toepassen. Aan de rechtbank ligt echter de vraag voor welk recht een Sri Lankaanse rechter zou toepassen: dat is een vraag naar het Sri Lankaanse internationaal privaatrecht.
Toepasselijk recht onroerende zaken
2.25.
In een door [eiser01] overgelegd advies van het IJI van 16 april 2020 is het volgende opgenomen. Van toepassing naar Sri Lankaans recht is de
Matrimonial Rights and Inheritance Ordinance(MRIO). Artikel 21 MRIO bevat een verwijzingsregel voor het erfrecht.
Voor wat betreft de onroerende zaken schrijft het IJI dat artikel 21 lid 1 MRIO bepaalt dat deze vererven volgens de lex rei sitae: het recht van het land waar de onroerende zaken zijn gelegen. Partijen bevestigen dit.
Dit betekent dat de rechtbank de door [eiser01] en [gedaagden01] gevorderde verklaringen voor recht ten aanzien van het onroerende goed in de nalatenschap kan toewijzen: onroerend goed gelegen in Sri Lanka vererft naar Sri Lankaans recht en onroerend goed gelegen in Nederland vererft naar Nederlands recht.
Toepasselijk recht roerende goederen en vermogensrechten
2.26.
Voor wat betreft de roerende zaken en de vermogensrechten verwijst het IJI naar artikel 21 lid 2 MRIO. Dit artikel bepaalt dat bij de vererving van
movable propertywordt uitgegaan van de
domicilevan erflater op het moment van overlijden. Het Engelse begrip
movable propertyverwijst zowel naar roerende zaken als naar vermogensrechten.
Daarbij geldt volgens het IJI dat wanneer erflater roerende vermogensbestanddelen in Sri Lanka nalaat, het Sri Lankaans recht van toepassing is, behoudens bewijs dat erflater zijn
domicileergens anders dan in Sri Lanka had. Op dit punt heeft [eiser01] op aanraden van het IJI een Sri Lankaanse jurist benaderd: Hiran M.C. de Alwis.
2.27.
De Alwis heeft een legal opinion geschreven gedateerd 23 september 2020. In deze legal opinion heeft hij onder meer het volgende geschreven voor wat betreft het begrip
domicile:
In Part II van de legal opinion (pagina 5):

I have been instructed and notified in general that the deceased (husband) was resident and held movable and immovable assets in Sri Lanka for a number of years and/or at the point of his demise.
Given the fact that the deceased, during his life time, never stated that he had the intention to reside in Sri Lanka indefinitely, it can be stated, that the domicile of origin of the deceased (was and still is and unchanged since his birth) is/was The Netherlands.
(…)
It is submitted that the case authorities have interpreted that a vague possibility would not be interpreted as an intention to staying and that the intention of staying means a perpetual intention to stay.
(…)
As stated in the case of Estate of FULD (1966 2 WLR by Scarman J) “a domicile of choice is acquired only if it be affirmatively shown that the person is resident within the territory subject to a distinctive legal system with the intentions formed independently of external pressures of residing there indefinitely”.
(…)
An analysis of the aforesaid legal approaches and the instructions as to the factual basis of the resident / property in Sri Lanka is it is my considered opinion that the domicile of Origin is applicable to the estate / deceased’s property in this case.
In Part III van de legal opinion

According to the Law of Domicile applicable in Sri Lanka (by virtue of its common law origin), there are two main classes of domicile, namely;
a)
Domicile of Origin, which is conferred by birth by operation of law
b)
Domicile of Choice, where an adult substitutes his domicile of origin for a domicile of choice
(…)
The second category, the Domicile of Choice occurs when a person changes his domicile of Origin, the burden of proof require to establish a change from Domicile of Origin to a Domicile of Choice is very high. [2]
(…)
Conclusion
Accordingly it is my considered opinion:
(…)
Accordingly based upon the aforesaid and the persuasive legal authority in other
Jurisdictions, it can be contended, that the domicile of origin can be applicable.
2.28.
Onder verwijzing naar dit advies van De Alwis heeft het IJI op 27 november 2020 geconcludeerd dat erflater voor de toepassing van het Sri Lankaanse internationale privaatrecht zijn
domicilein Nederland had en dat op de afwikkeling en vererving van de roerende zaken en vermogensrechten in Nederland en in Sri Lanka Nederlands recht van toepassing is.
2.29.
[eiser01] is het eens met de conclusie van het IJI. Zij heeft deze onderschreven. Zij heeft ook verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 19 februari 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:11507 en daaruit geciteerd:
“De rechtbank overweegt het volgende. Uit het rapport van het IJI volgt dat de Engelse rechtspraak terughoudend is met het aannemen van een domicile of choice. Er moet onomstotelijk duidelijk worden dat de betrokken persoon de intentie had permanent in het buitenland te blijven wonen en dat deze niet meer naar zijn domicile of origin wilde terugkeren. Hoewel in het rapport van het IJI tevens gewag wordt gemaakt van een (op handen zijnde) kentering in de rechtspraak, komt uit het rapport van het IJI naar voren dat de lat voor het aannemen van een domicile of choice nog altijd erg hoog ligt. Bovendien dient een domicile of choice te worden aangetoond en wordt in de Engelse rechtspraak op dit punt terughoudendheid betracht. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat die lat zeker niet wordt gehaald. Onvoldoende is gebleken dat het de bedoeling van erflater was om zijn domicile of origin te verruilen voor een domicile of choice. Uit de feiten kan zonder meer de conclusie worden getrokken dat erflater inmiddels in [woonplaats] woonachtig was en dat het grootste gedeelte van zijn leven zich inmiddels daar afspeelde. Dat is echter niet voldoende voor het aannemen van een domicile of choice. In ieder geval is niet onomstotelijk vast komen staan dat erflater de intentie had om permanent in het buitenland te wonen en niet naar Nederland terug te keren en zo zijn domicile of origin te verruilen voor een domicile of choice.”
2.30.
[eiser01] heeft voorts feiten en omstandigheden opgesomd die volgens haar bevestigen dat Sri Lanka niet de
domicile of choicevan erflater is en dat dus moet worden teruggevallen op zijn
domicile of originen dat is Nederland. [eiser01] heeft de volgende omstandigheden genoemd:
Erflater en [eiser01] hebben elkaar in 1999 ontmoet en zijn in 2000 gaan samenwonen. In 2009 heeft erflater een woonhuis in Sri Lanka gekocht en in 2010 zijn ze getrouwd. Erflater heeft echter altijd een band met Nederland gehouden. Hij behield zijn Nederlandse nationaliteit en hij was voornemens om met ingang van 2020 het merendeel van het jaar in zijn appartement in Nederland te verblijven. Dit appartement is met die bedoeling grondig gerenoveerd en met diverse exclusieve meubelen en kunst naar eigen behoefte en smaak ingericht. Dit heeft vele tienduizenden euro’s gekost. De badkamer is verbouwd, dakwerkzaamheden zijn uitgevoerd, kunststof kozijnen zijn aangebracht en een warmtepomp is geïnstalleerd.
Van deze verbouwing en inrichting heeft [eiser01] facturen overgelegd. Erflater had voorts nog diverse bankrekeningen in Nederland op zijn naam aangehouden en hij had roerende en onroerende bezittingen.
Erflater en [eiser01] waren voorts op zoek naar een appartement in onder meer Maastricht en waren voornemens het woonhuis in Sri Lanka te verkopen.
Erflater had een auto immuun ziekte. Daarvoor heeft hij zich laten behandelen in het buitenland, niet in Sri Lanka. |Het klimaat in Sri Lanka had niets te maken met zijn ernstige ziekte. Erflater was weinig outgoing en kon maar moeilijk aarden in Sri Lanka, reden waarom hij terug wilde naar Nederland. Hij was niet gelukkig in Sri Lanka. Partijen waren bovendien altijd al twee à drie keer per jaar in Nederland.
2.31.
[gedaagden01] hebben gesteld dat Sri Lanka de
domicile of choicewas van erflater. Het was zijn bedoeling om voor onbepaalde tijd in Sri Lanka te verblijven en Sri Lanka was zijn gewone verblijfplaats. [gedaagden01] hebben ter onderbouwing van hun standpunt onder meer verwezen naar een advies van mr. dr. K.M.L.L. van de Ven (Van de Ven) van 25 januari 2021. Zij heeft geconcludeerd dat voor de bepaling welk recht van toepassing is op de vererving en afwikkeling van de roerende goederen van erflater op grond van artikel 21 MRIO moet worden aangeknoopt bij het recht van de laatste gewone verblijfplaats, in dit geval Sri Lanka. Anders dan Van de Ven is de rechtbank echter van oordeel dat met het woord
domicilein artikel 21 MRIO niet is gedoeld op de laatste gewone verblijfplaats van erflater. Gekeken moet worden welke invulling het Sri Lankaans recht aan het begrip
domicilegeeft. Ook [gedaagden01] hebben verder uitgebreid uiteengezet waarom ze van oordeel zijn dat erflater zijn
domicile of choicein Sri Lanka had en meerdere feiten en omstandigheden ter ondersteuning van hun standpunt aangedragen.
2.32.
[gedaagden01] hebben onder meer het volgende aangevoerd:
Het was in 2011 een bewuste keuze van erflater om in Sri Lanka te gaan wonen. Hij had immers ook in Nederland, Duitsland of Oostenrijk kunnen gaan wonen. Reden voor zijn vestiging in Sri Lanka was dat [eiser01] daar was opgegroeid. Zij heeft daar haar hele jeugd gewoond en een zus of broer zijn daar geboren.
Erflater was al in 1996 uit Nederland vertrokken en heeft sindsdien niet meer in Nederland gewoond en heeft verder ook geen band meer met Nederland. Dit betekent dat erflater het laatste, een derde deel van zijn leven aaneengesloten niet meer in Nederland heeft gewoond. Zijn kinderen woonden er ook niet. Voor zover [gedaagden01] weten heeft hij ook geen familie meer in Nederland die hij regelmatig bezocht.
In 2009 heeft erflater in Sri Lanka een woning gekocht. Verder had erflater meerdere ondernemingen/investeringen in Sri Lanka en hij voerde deze ondernemingen ook. Hij beschikte daar over een bankrekening met saldi. Hij bezat een resident visa voor Sri Lanka: dat wordt slechts verstrekt aan mensen die langere tijd in Sri Lanka wensen te verblijven met het oog op investeringen of anderszins. Erflater en [eiser01] stonden ten tijde van het overlijden sinds 2011 ingeschreven als inwoners van Sri Lanka. Erflater is ook in Sri Lanka gecremeerd en zijn as is, op zijn uitdrukkelijke wens, over een rijstveld uitgestrooid. Volgens Sri Lankaans recht is het een zeer belangrijk feit dat de as van erflater in Sri Lanka is uitgestrooid en dat daar de begrafenis heeft plaatsgevonden.
Erflater had niet de intentie om naar Nederland terug te keren. Zijn gezondheidssituatie – erflater had een ernstige auto immuunziekte – in combinatie met het gunstige klimaat in Sri Lanka, maakten dat hij liever in Sri Lanka bleef. Partijen zijn getrouwd op De Seychellen, maar daarna heeft erflater niet de moeite genomen om de huwelijksakte in Nederland te registreren: ook dit toont aan dat hij niet het voornemen had naar Nederland terug te keren.
Dit kan ook niet worden afgeleid uit de omstandigheid dat erflater een woning had in Born en deze recent is gerenoveerd. Doel van de renovatie was om een tijdelijk verblijf in Nederland te hebben en als zakelijke investering. Erflater had ook geen auto in Nederland maar maakte bij verblijf in Nederland gebruik van een huurauto. De auto van zijn vader, die hij had geërfd heeft hij verkocht. Dit terwijl erflater vlak voor zijn overlijden in Sri Lanka een nieuwe auto heeft aangeschaft. Dit had hij niet gedaan als hij de intentie had om op korte termijn naar Nederland terug te gaan. Ook de omstandigheid dat erflater ondernemingen in Nederland heeft aangehouden, zegt niets over zijn voornemen om niet voor onbepaald tijd op Sri Lanka te verblijven. De autowerkplaats en het tankstation die erflater van zijn vader had geërfd, zorgden voor inkomsten uit verhuur.
Verder heeft [eiser01] op 5 oktober 2019, kort na het overlijden van erflater, aan [gedaagden01] een e-mail gezonden waarin ze heeft geschreven dat erflater en zij op Sri Lanka hun aandeel in een vakantiepark wilden uitbreiden en wilden verhuizen naar een kleinere woning op het vakantiepark.
Tot slot is de zoon van erflater meermaals bij erflater en [eiser01] op bezoek geweest. Dit was sporadisch in Nederland, maar meestal in Sri Lanka.
2.33.
Ook de vereffenaar heeft stellingen ingenomen op dit punt. Hij heeft verwezen naar de beschikking van de rechtbank van 4 november 2021 waarin de kantonrechter heeft geoordeeld dat volgens de verwijzingsregels van het Sri Lankaanse recht via renvoi het Nederlandse erfrecht van toepassing is, in ieder geval op het onroerend goed staande en gelegen in Nederland.
Voorts heeft hij tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat op het moment dat hij werd aangesteld als vereffenaar de woning in Nederland was ingericht met persoonlijke spullen en dat de koelkast aanstond met daarin etenswaren. Er werd post door erflater ontvangen en de woning werd onderhouden door schoonmakers.
2.34.
Tussen partijen is niet in geschil dat erflater nooit uitdrukkelijk en schriftelijk heeft gekozen voor Sri Lanka als zijn
domicile of choice. Dit betekent dat de rechtbank aan de hand van de omstandigheden van het geval moet beoordelen of sprake is van een
domicile of choice. Alle door [eiser01] en [gedaagden01] opgesomde omstandigheden in ogenschouw nemend, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake was van een
domicile of choicevan erflater. Daarom moet worden teruggevallen op zijn
domicile of origin.
2.35.
In de legal opinion van De Alwis is geschreven dat de
burden of proofvoor het vaststellen van een
domicile of choiceheel hoog ligt. Dit mag niet zonder meer worden aangenomen. Ook [gedaagden01] hebben erop gewezen dat naar Engels recht
domicile of originhet uitgangspunt is en dat slechts in bijzondere omstandigheden hiervan wordt afgeweken. Zij hebben echter eveneens gewezen op een kentering in deze Engelse rechtspraak, zoals is overwogen door de rechtbank Noord-Holland in haar vonnis van 19 februari 2018. Dit is hetzelfde vonnis waarnaar [eiser01] heeft verwezen en uit heeft geciteerd. De rechtbank Noord-Holland heeft inderdaad gewezen op een kentering, maar heeft tegelijkertijd geoordeeld dat de lat voor het aannemen van een
domicile of choicenog altijd erg hoog ligt. De Alwis heeft in zijn legal opinion niet op enige kentering gewezen. Het IJI heeft op dit punt in haar advies van 30 juni 2020 geconstateerd dat inderdaad in het Engelse internationale privaatrecht sprake is van een lichte kentering maar daarbij tegelijkertijd erop gewezen dat zij deze kentering in het recht van Sri Lanka niet waarneemt: “
In de bestudeerde documentatie betreffende het internationale privaatrecht van Sri Lanka kan weliswaar worden gezien dat duidelijk wordt aangesloten bij de Engelse opvattingen, ook die van na de onafhankelijkheid van Sri Lanka, maar dit is voor ons onvoldoende om te kunnen aannemen dat de kentering genoemd onder randnummer 39 (die van vrij) recente datum is, zich ook laat zien in het internationaal privaatrecht van Sri Lanka.” Het IJI heeft [eiser01] vervolgens geadviseerd om op dit punt een derde-deskundige in Sri Lanka te raadplegen, hetgeen [eiser01] heeft gedaan in de persoon van De Alwis. Gelet op dit een en ander hanteert de rechtbank de strenge maatstaf zoals door De Alwis beschreven.
2.36.
Tussen partijen is niet in geschil dat erflater nog onroerend goed had in Nederland: onroerend goed dat hij verhuurde, maar ook een woning die niet werd verhuurd. Erflater had deze onroerende goederen van zijn vader geërfd en er kennelijk voor gekozen deze bezittingen aan te houden en niet te verkopen. In deze woning stonden volgens de vereffenaar persoonlijke spullen en erflater ontving er nog post op zijn naam. Weliswaar heeft de vereffenaar dit geconstateerd twee jaar na het overlijden van erflater, zoals [gedaagden01] terecht aanvoeren. Dit betekent dat [eiser01] in die twee jaar de persoonlijke spullen in de woning kan hebben gezet. De rechtbank acht van belang dat erflater in deze woning post ontving, die dus niet naar Sri Lanka werd gestuurd. Het ontvangen van post in de woning duidt op een regelmatige aanwezigheid in de woning en dus in Nederland. [eiser01] heeft ook gesteld dat zij en erflater twee tot drie keer per jaar in Nederland in de woning verbleven. Dit wordt bevestigd door de opmerking van de zoon van erflater, de heer [gedaagde02], dat hij zijn vader, weliswaar sporadisch, in de woning opzocht. De woning in Nederland is voorts voor het overlijden van erflater ingrijpend verbouwd voor tienduizenden euro’s, terwijl de woning niet werd verhuurd. Dit bevestigt de wens van erflater om in ieder geval met enige regelmaat in Nederland te willen verblijven. Ook had erflater nog bankrekeningen in Nederland en inkomsten in Nederland. Gelet op dit een en ander is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat erflater zijn
domicile of originheeft opgegeven en Sri Lanka als zijn
domicile of choicedaarvoor in de plaats heeft gesteld.
De e-mail van 5 oktober 2019 waarnaar [gedaagden01] verwijzen, is een e-mail van [eiser01] en niet van erflater zelf. Bovendien gaat deze slechts over het feit dat [eiser01] en erflater in Sri Lanka kleiner wilden gaan wonen. Dit betekent niet dat erflater dus zijn banden met Nederland wilde doorsnijden en daar niet meer wilde verblijven. De omstandigheid dat erflater kleiner wilde gaan wonen in Sri Lanka kan even goed betekenen dat hij vaker in Nederland wilde verblijven en daarom in Sri Lanka een minder grote woning nodig had.
Ook de andere omstandigheden die [gedaagden01] hebben aangevoerd, maken dit oordeel van de rechtbank niet anders. Niet doorslaggevend is dat erflater op Sri Lanka woonde, daar bezittingen had, daar is overleden, daar is gecremeerd en dat daar zijn as is verstrooid. Ook acht de rechtbank niet van doorslaggevend belang of erflater al dan niet de intentie had om ooit volledig naar Nederland terug te keren. Het gaat er om of kan worden geconcludeerd dat erflater Sri Lanka heeft gekozen als zijn
domicile of choiceen daarbij afstand heeft gedaan van Nederland als zijn
domicile of origin. Zijn wens om permanent in Sri Lanka te blijven blijkt onvoldoende uit de gestelde omstandigheden, waarbij zwaar meewegen de omstandigheden die hem nog aan Nederland verbinden.
2.37.
Op basis van artikel 21 lid 2 MRIO betekent de omstandigheid dat Nederland de
domicilewas van erflater, dat Nederlands recht van toepassing is op de vererving en afwikkeling van de roerende zaken en vermogensrechten van erflater. De rechtbank zal aldus voor recht verklaren.
3.
Vordering tot verdeling van de nalatenschap
2.38.
In de nalatenschap van erflater is een vereffenaar benoemd. Pas als de vereffenaar zijn werkzaamheden heeft afgerond kunnen partijen tot verdeling overgaan.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat op de nalatenschap, met uitzondering van het onroerend goed in Sri Lanka, Nederlands recht van toepassing is, dienen op dit punt de bepalingen van Boek 4 BW te worden gevolgd. Dit betekent dat [eiser01] eigenaar is geworden van de goederen waarop het Nederlands recht van toepassing is en dat [gedaagden01] een vordering op haar hebben. De door [gedaagden01] gevorderde verdeling dient ook op die grond te worden afgewezen.
2.39.
Artikel 4:21 BW geeft [gedaagden01] mogelijkheden om het bloot eigendom van onroerende goederen overgedragen te krijgen. Zij stellen dit terecht in hun laatste akte. [eiser01] heeft ook erkend dat zij op grond van artikel 4:21 BW verplicht is tot overdracht van bloot eigendom. Op dit punt hebben [gedaagden01] echter in het petitum geen vorderingen ingesteld, zodat de rechtbank deze ook niet kan toewijzen.
2.40.
Een en ander betekend dat de vorderingen van [gedaagden01] op dit punt dienen te worden afgewezen.
4.
Vordering van [eiser01] inzake beschikkingsbevoegdheid
2.41.
Zolang de vereffenaar in functie is, is hij bevoegd te beschikken over de goederen van erflater in Nederland, ten aanzien waarvan [eiser01] thans vordert dat zij beschikkingsbevoegd wordt verklaard. Gegeven de bevoegdheid van de vereffenaar wijst de rechtbank dit af.
Proceskosten
2.42.
De rechtbank ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren. Tussen [eiser01] en [gedaagden01] worden de proceskosten gecompenseerd omdat dit een erfrechtgeschil betreft. Ook tussen de vereffenaar en [eiser01] en [gedaagden01] worden de proceskosten gecompenseerd. [eiser01] heeft in haar akte van 4 mei 2022 erkend dat de kosten van de vereffenaar kosten van de nalatenschap zijn. Dit betekent dat de vereffenaar zijn proceskosten al op de nalatenschap kan verhalen, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet [eiser01] en of [gedaagden01] in deze kosten te veroordelen.

3.De beslissing

De rechtbank:
in conventie en in reconventie en in de interventie
3.1.
verklaart voor recht dat op de vererving en afwikkeling van de nalatenschap wat betreft de in Nederland gelegen onroerende zaken van erflater Nederlands recht van toepassing is;
3.2.
verklaart voor recht dat op de vererving en afwikkeling van de nalatenschap wat betreft de in Sri Lanka gelegen onroerende zaken van erflater Sri Lankaans recht van toepassing is;
3.3.
verklaart voor recht dat op de vererving en afwikkeling van de nalatenschap wat betreft de roerende zaken en vermogensrechten, waar ter wereld deze zich bevinden, Nederlands recht van toepassing is;
3.4.
verklaart voor recht dat op de taakuitoefening door de vereffenaar, waaronder het beheer over en de vereffening van de in Nederland geleden goederen Nederlands recht van toepassing is;
3.5.
compenseert de proceskosten in conventie en in reconventie tussen [eiser01] , [gedaagden01] en de vereffenaar in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde in conventie en in reconventie.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023. [3]

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 650/2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.
2.De Alwis verwijst hier naar Professor Lakshman Marasinghe in
3.type: 1958