ECLI:NL:RBDHA:2023:8841
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beroep op artikel 16 en 17 van de Dublinverordening in asielzaak tegen besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, een Russische nationaliteit hebbende persoon, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 11 mei 2023, hield in dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had op 6 februari 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar verweerder stelde vast dat Spanje, waar eiser eerder een visum had ontvangen, verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag.
Eiser voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die toepassing van artikel 16 en 17 van de Dublinverordening rechtvaardigden. Hij stelde dat hij geen enkele band met Spanje had en dat de afwijzing van zijn aanvraag in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. Tijdens de zitting op 1 juni 2023 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht geen aanleiding had gezien om de asielaanvraag naar zich toe te trekken op basis van artikel 16, omdat er geen afhankelijkheidsrelatie was aangetoond tussen eiser en zijn zus in Nederland.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat verweerder ook geen gebruik hoefde te maken van zijn discretionaire bevoegdheid op basis van artikel 17 van de Dublinverordening, omdat er geen bijzondere, individuele omstandigheden waren die een overdracht aan Spanje onevenredig hard zouden maken. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat het bestreden besluit terecht was genomen. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.