In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiseres was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Poolse nationaliteit, heeft tegen het besluit van 29 mei 2023 beroep ingesteld, waarbij zij tevens schadevergoeding verzocht. De rechtbank heeft de zaak op 7 juni 2023 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring had opgelegd op basis van zowel zware als lichte gronden. Eiseres betwistte de gronden, met uitzondering van de zware grond dat zij geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland. De rechtbank concludeerde dat de zware grond 3a niet aan eiseres kon worden tegengeworpen, maar dat de zware grond 3c wel feitelijk juist was. De lichte gronden 4c en 4d werden ook als feitelijk juist beoordeeld, waarbij de rechtbank oordeelde dat eiseres niet over voldoende middelen van bestaan beschikte en niet ingeschreven was in de Basisregistratie Personen (BRP).
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht een risico op onttrekking aan het toezicht had aangenomen, gezien de omstandigheden van de zaak. Eiseres had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de detentie onevenredig bezwarend zouden maken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.