2.3.[getuige 1] , voormalig eigenaar van de [adres 1] , heeft onder meer als volgt verklaard:
Op de vraag: Bent u eigenaar geweest van [adres 1] ? In welke periode bent u eigenaar geweest?
“Ja. Ik was eigenaar in de periode van ongeveer 1980 tot ik het heb overgedragen aan de heer [gedaagde] . Nadat u mijn verklaring heeft gedicteerd herinner ik me dat het ongeveer 1985 was.”
Op de vraag: Heeft u aan de [adres 1] gewoond? Zo ja, in welke periode?
“Ik heb 56 jaar aan de [adres 1] gewoond vanaf 1963.”
“U toont mij de foto van de garagedeur (pagina 4 dagvaarding). (…) Deze deur was er toen ik eigenaar was. De deur is geplaatst toen ik vrij jong was. Ik zat nog op school. Mogelijk toen ik een jaar of 7 of 8 was. Dat denk ik in ieder geval. Eerst zaten er houten schuifdeuren in. Maar toen de garagedeur geplaatst is heeft er altijd dezelfde garagedeur ingezeten. Nadat de verklaring is gedicteerd zeg ik dat het mogelijk kan zijn dat de garagedeur vervangen is maar ik kan niet alles onthouden.”
Op de vraag: Werd de auto van de eigenaren van [adres 2] in de garage gestald? Hoe vaak reden de eigenaren van [adres 2] met een auto via het achter terrein naar de garage en vice versa?
“Ja. De auto van de eigenaren werd in de garage gestald. Er werden ook fietsen in gestald. Het lijkt mij logisch dat er over het achter terrein gereden wordt iedere keer dat de auto uit de garage gereden wordt. Ik heb ook gezien dat er in en uit de garage gereden werd. Er werd meerdere keren per week, in mijn herinnering, van de garage gebruik gemaakt. Alle eigenaren van de [adres 2] hebben een auto gehad. [eisende partij sub 1] en de [eisende partij sub 2] parkeerden hun auto in de garage en voor het huis. Zij hadden twee auto’s. omdat zij twee auto’s hadden vonden wij het goed dat zij een auto voor het huis parkeerden. Ik weet niet meer precies welke auto in de garage werd geparkeerd en welke voor de woning werd geparkeerd. In mijn herinnering wisselde dat maar hoe dat precies zat weet ik niet meer. (…)”
De eigenaar daarvoor deed eigenlijk hetzelfde. De ene man, de [getuige 4] , had twee auto’s en de andere man had een fiets en deed ook alles op de fiets. Ik weet het niet zeker maar volgens mij had de tweede man geen rijbewijs. De [getuige 4] had niet de hele tijd twee auto’s. Hij had in ieder geval een hobby auto en een andere auto. In mijn herinnering is er geen periode geweest dat hij helemaal geen auto had. Er is wel een periode geweest dat hij een auto had, althans dat staat me bij en dat was de hobby auto. En die hobby auto stalde hij in de garage want die moest mooi blijven, althans dat is iets wat ik logisch vind.”
Op de vraag: Wie woonde er voor de [getuige 4] en zijn partner aan de [adres 2] en hadden zij ook een auto?
“Dat waren tante […] en [Naam 1] . Zij hadden een auto, een passaat en zij stalden hun auto in de garage.”
Op de vraag: U verklaarde dat ook [Naam 1] en tante […] een auto hadden die in de garage werd gestald. Hebben zij tot hun verhuizing altijd een auto gehad en gereden?
“Ja. Voor zover ik weet wel. Maar het is wel een tijd terug.”
Op de vraag: In 1992 waren ze 77 jaar oud. Reden ze toen nog auto?
“Ik denk het niet. Ik weet het eigenlijk niet.”
Op de vraag: Weet u nog welk type auto de heren [getuige 4] en [Naam 2] hadden?
“De [getuige 4] had een oude Volvo met ronde koplampen. Dat was de hobby auto waarover ik zojuist verklaard heb. De andere auto kan ik niet voor me halen. Hij heeft een tijd in beide auto’s gereden.”
Op de vraag: Reed hij in beide auto’s of voornamelijk in een auto?
“Hij heeft in beide auto’s gereden maar de Volvo komt mij het meest bekend voor. De Volvo werd ook wel eens gebruikt om naar het werk te rijden. Hij ging vier dagen per w[e]ek naar zijn werk in [plaats 3] bij een boekbinderij. Ik weet niet hoe vaak hij met de ene of met de andere auto ging. Mij staat bij dat hij in de begin periode met name met de andere auto naar het werk ging en later met de Volvo.”
Op de vraag: Waarom is voor het achter terrein nooit een gebruiksovereenkomst opgemaakt?
“Dit terrein moest gewoon bereikbaar zijn. Ik moest daar met mijn caravan en aanhangwagen ook uit kunnen. Ik wilde niet dat op het achter terrein geparkeerd werd. Ik moest ook zelf met mijn auto’s daar in en uit kunnen. Maar er was eigenlijk een gewoonterecht. Zowel wij als de buren moesten in en uit kunnen rijden. We gunden elkaar een in- en uitrit. (…)”
Op de vraag: Bent u ermee bekend dat de familie [eisende partij sub 1 c.s.] een huis in Frankrijk heeft?
“Ja. De [eisende partij sub 2] ging er geregeld heen na zijn pensionering. Gevoelsmatig ging hij er een paar maanden per jaar heen maar ik hou dat niet zo in de gaten. [eisende partij sub 1] was nog werkzaam als docent naar mijn weten en zij was er minder vaak. Na haar pensionering denk ik dat ze meerdere keren per jaar 2 tot 4 weken ging maar dat weet ik niet zeker.”