ECLI:NL:RBDHA:2023:8895
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
In de zaak tussen [naam], verzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor de verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door verweerder bij besluit van 23 juni 2022 was afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Verweerder heeft op 31 augustus 2022 op het bezwaar beslist, maar verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen dit besluit, waardoor er geen bezwaar meer aanhangig was. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er ook een bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien de termijn voor het instellen van beroep inmiddels was verstreken, was het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.