ECLI:NL:RBDHA:2023:8911

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
NL22.14282
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. Willems - Keekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Salvadoraanse familie op grond van onvoldoende geloofwaardige bedreigingen door bende

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Salvadoraanse familie. De eisers, een echtpaar met twee minderjarige kinderen, hadden asiel aangevraagd in Nederland na bedreigingen door een bende in El Salvador. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had hun aanvragen afgewezen, omdat de gestelde bedreigingen niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. De eisers stelden dat de vader van eiseres in 2017 door bendeleden was doodgeschoten en dat zij daarna bedreigd werden door deze bende. Ondanks hun verklaringen en de ingediende documenten, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de bedreigingen aannemelijk te maken. De rechtbank merkte op dat er inconsistenties waren in de verklaringen van de eisers en dat de keuze om terug te keren naar El Salvador na een verblijf in Costa Rica niet logisch was, gezien de gestelde bedreigingen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op goede gronden had besloten de asielaanvragen af te wijzen. De beroepen van de eisers werden ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.14282 en NL22.14284

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser,

geboren op [geboortedatum 1] ,
van Salvadoraanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer 1]
en zijn echtgenote
[naam 2], eiseres,
geboren op [geboortedatum 2] ,
V-nummer: [nummer 2]
mede namens hun twee minderjarige kinderen
[naam 3] ,
geboren op [geboortedatum 3]
en
[naam 4] ,
geboren op [geboortedatum 4] ,
allen van Salvadoraanse nationaliteit,
tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. K. Benchaïb)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Weerman).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 30 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvragen van eisers om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit op 18 augustus 2022 beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2022. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers hebben aan hun asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Op 19 maart 2017 werd de vader van eiseres door bendelenden van [naam 5] doodgeschoten in zijn huis omdat hij had geweigerd hen geld te betalen. Op de dag van de begrafenisceremonie zijn eiser, eiseres en haar broer en zijn vrouw bedreigd door deze bende. Zij eisten van hen dat zij de $3000, die de vader van eiseres aan de bende verschuldigd was, binnen 24 uur zouden betalen. Eisers konden dit niet en besloten te vluchten. Zij vluchtten eerst naar [plaats 1] . Op 24 april 2017 heeft eiseres aangifte van de bedreiging gedaan. Op 30 mei 2017 zijn eisers vervolgens naar Costa Rica vertrokken om van daaruit te proberen asiel aan te vragen in Canada. Dit lukte echter niet en omdat het leven in Costa Rica heel duur bleek te zijn en eiser er geen werk kon krijgen, lukte het evenmin om in Costa Rica een nieuw bestaan op te bouwen. Toen zij ontdekten dat de bende ook in Costa Rica aanwezig was, zijn zij teruggekeerd naar El Salvador en weer ondergedoken in [plaats 1] . Na een verontrustend telefoontje van een vroegere buurvrouw van eiseres dat de bende hun verblijfplaats had ontdekt, zijn zij bij de ouders van eiser thuis in San Bartolomé Perulapia ondergedoken. Omdat ze zich daar niet veilig voelden, besloten eisers naar Nederland te vluchten.
1.2.
Op 4 mei 2022 heeft verweerder aangegeven voornemens te zijn de aanvragen van eisers af te wijzen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000. Het relaas van eisers bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Moord op (schoon)vader;
3. Afpersing door bende [naam 5] na moord op schoonvader.
Verweerder acht de eerste twee relevante elementen geloofwaardig. Het derde element wordt ongeloofwaardig geacht. Verweerder ziet dan ook geen aanleiding om aan eisers de door hun verzochte asielvergunning te verlenen.
1.3.
Eisers hebben hierop gereageerd met een zienswijze. Verweerder is vervolgens in het bestreden besluit bij zijn afwijzing gebleven. Eisers kunnen zich niet verenigen met die besluitvorming en hebben beroep ingesteld. Op hetgeen in beroep is aangevoerd, zal hierna worden ingegaan.
2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte de door eiser gestelde afpersing door bende [naam 5] na de moord op hun (schoon)vader niet geloofwaardig heeft geacht. In dit verband heeft verweerder kunnen overwegen dat het opmerkelijk is dat eiser enkel heeft verklaard over het feit dat hen door de bende is gevraagd een geldsom te betalen, terwijl eiseres heeft verklaard dat hen ook door de bende werd aangezegd de wijk te verlaten. Voor dit verschil in verklaringen is geen plausibele verklaring gegeven. Dat eisers na de bedreiging dan vervolgens zijn vetrokken naar [plaats 1] , heeft verweerder eveneens opmerkelijk kunnen vinden. De familie komt hier namelijk oorspronkelijk vandaan. Als de bende [naam 5] alles streng onder controle heeft, zoals eisers verklaren, dan zou dit geen voor de hand liggende plek zijn om te schuilen. Vervolgens hebben eisers daar van 21 maart 2017 tot 30 mei 2017 verbleven, zonder dat [naam 5] nog enige actie richting hen heeft ondernomen, terwijl eiseres op 24 maart 2017 aangifte zou hebben gedaan. In die aangifte wordt vervolgens niets vermeld over het feit dat eisers een geldbedrag zouden moeten betalen. Dat dit opmerkelijk is, kan de rechtbank eveneens volgen. De verklaring dat de aangifte rommelig verliep, mag zo zijn, maar ook in het gehoor ten tijde van de asielaanvraag heeft eiseres als eerste verklaard dat er geld werd gevraagd en pas later heeft zij dit aangevuld met dat hen ook was aangezegd de wijk te verlaten. Eisers zijn vervolgens naar Costa Rica gevlucht. Verweerder heeft aan eisers mogen tegenwerpen dat zij Costa Rica vervolgens weer hebben verlaten om terug te keren naar de plek waarvan zij stellen dat ze daar een gevaar lopen, namelijk El Salvador. Het had voor de hand gelegen dat, als de hulp in Costa Rica te kort schoot, zij daar werk van hadden gemaakt of dat zij op doorreis gingen naar een ander land dan El Salvador. Dat eisers voor een moeilijke keuze stonden, maakt niet dat niet aan hen kan worden tegengeworpen dat zij de keuze hebben gemaakt om uitgerekend terug te keren naar El Salvador. Verweerder heeft bovendien op grond van landeninformatie kunnen twijfelen aan de verklaringen dat in Costa Rica geen asielaanvraag kon worden ingediend, dan wel dat Costa Rica niet in staat was om hulp te bieden. Zij keerden bovendien terug naar [plaats 1] op 18 augustus 2017, de plek waar de familie zijn oorsprong heeft. Zij hebben zich daar naar eigen zeggen schuil gehouden. De kinderen konden niet naar school. Dit rijmt niet met de verklaringen dat eiser daar wel heeft gewerkt op het land en in de bouw. Pas op 15 februari 2021, dus ruim drie jaren later, zouden eisers zijn gebeld door de buurvrouw van de ouders van eiseres met de boodschap dat de bende wist van hun verblijfplaats, de aangifte en het feit dat zij nog steeds geld schuldig waren aan hen. Onduidelijk is gebleven hoe de buurvrouw eisers heeft weten te bereiken. Ook is er geen verklaring gegeven voor de wijze waarop de buurvrouw op de hoogte is geraakt van de boodschap van de [naam 5] . Verweerder heeft in dit kader verder kunnen overwegen dat als [naam 5] op de hoogte was van de verblijfplaats van eisers, zoals door de buurvrouw is medegedeeld, het meer voor de hand had gelegen dat de bende zich direct zou begeven naar die schuilplaats. Dat de buurvrouw die verklaring nog eens schriftelijk heeft bevestigd, maakt niet dat aan de geloofwaardigheid ervan niet kan worden getwijfeld. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat de buurvrouw geen objectieve bron is. Opmerkelijk is verder dat eisers al die tijd kennelijk onopgemerkt zijn gebleven door [naam 5] . Dit klemt temeer omdat eiseres ook heeft verklaard dat er in de buurt altijd wordt gesproken als er nieuwe mensen zich in de omgeving vestigen. Vervolgens zijn zij pas vier dagen na de mededeling van de buurvrouw vertrokken, terwijl de [naam 5] wist dat zij daar waren, naar opnieuw een niet zo voor de hand liggende plek, naar het huis van de ouders van eiser in [plaats 2] . Vervolgens hebben eisers daar nog een periode van ruim negen maanden zonder problemen kunnen verblijven. Dat eisers, naar zij stellen, niet eerder konden vertrekken vanwege de coronapandemie, maakt dit niet anders. Dat na het vertrek van eisers de moeder en broer van eiseres nog in El Salvador zijn gebleven zonder enige problemen, terwijl zij waren meegevlucht naar Costa Rica, heeft verweerder ook niet ten onrechte aan hen tegengeworpen. Van een bende zo machtig als door eisers benoemd, mag worden verwacht dat zij de personen die werkelijk onder hun verhoogde aandacht staan kunnen opsporen. Verweerder heeft verder aan de door eiser overgelegde documenten (de verklaringen van burgemeesters en andere getuigen) niet die waarde hoeven hechten, die eisers eraan gehecht willen zien. Dat die verklaringen niet afkomstig zijn van een objectieve bron, maakt dat hieraan geen doorslaggevende waarde kan worden toegekend. Hoewel er geen (verregaande) tegenstrijdigheden zijn geconstateerd in de verklaringen van eisers maakt het voorgaande, in onderling verband bekeken en betrokken, dat de rechtbank verweerder kan volgen in zijn overwegingen dat de bedreiging door [naam 5] niet aannemelijk is gemaakt door eisers.
3. Hetgeen eisers daartegen hebben ingebracht in beroep, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Eisers hebben in beroep nog verwezen naar verschillende producties. Het document dat ziet op de (gestelde) asielaanvraag in Costa Rica maakt het voorgaande niet anders. Ook al zou worden uitgegaan van het feit dat eisers daadwerkelijk in Costa Rica asiel hebben aangevraagd, dan is het alsnog bevreemdend te achten dat zij de keuze hebben gemaakt om die aanvraag in te trekken en vervolgens terug te keren naar (uitgerekend) El Salvador. Ook de overige in beroep andere overgelegde producties maken niet aannemelijk dat eisers worden bedreigd zoals zij hebben verklaard. Deze verklaringen zijn niet van een objectieve bron afkomstig. Niet is verder onderbouwd dat de woning - in het geval deze is ingenomen - door bendeleden van [naam 5] in gebruik is genomen en dat dit te maken heeft met de dood van de (schoon)vader en de daaropvolgende gestelde bedreiging. Dit geldt ook voor de documenten rondom de dood van de neef; verweerder heeft eraan kunnen twijfelen dat deze dood in verband kan worden gebracht met het door eisers in deze aanvraag naar voren gebrachte over de bedreigingen. Dat geen doorslaggevende waarde kan worden toegekend aan de brief die, zoals is gesteld onder de deur is doorgeschoven, kan de rechtbank ook volgen. Tot slot ziet de rechtbank in de medische stukken die zijn overgelegd, geen aanleiding om anders te oordelen. De omstandigheid dat, zoals uit deze stukken blijkt, er sprake is van psychische problematiek bij zowel eiseres als de jongste zoon van het gezin maakt nog niet dat moet worden aangenomen dat dit voortkomt uit de gebeurtenissen zoals eisers die naar voren hebben gebracht in hun asielrelaas.
4. De rechtbank ziet tot slot geen aanleiding om op grond van het gelijkheidsbeginsel anders te oordelen. Niet is gebleken dat de zaken waarnaar eisers hebben verwezen gelijk zijn te achten aan de situatie waarin eisers verkeren. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in onderhavige zaak tot een juiste afweging is gekomen en dit bovendien van een voldoende motivering heeft voorzien.
5. Het voorgaande betekent dat de beroepen van eisers ongegrond zijn. Verweerder heeft hen op goede gronden niet in aanmerking gebracht voor de door hun verzochte asielvergunning.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Willems - Keekstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.