ECLI:NL:RBDHA:2023:8919
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielprocedure met betrekking tot Dublinverordening en overdracht aan Frankrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had op 25 april 2023 een besluit ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Verzoeker heeft hiertegen op 2 mei 2023 beroep ingesteld en op 14 juni 2023 verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de zaak buiten zitting behandeld, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter overwoog dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Aangezien verzoeker op 16 juni 2023 zou worden overgedragen aan Frankrijk, was er sprake van onverwijlde spoed, omdat verzoeker de uitspraak op zijn beroep niet kon afwachten.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van verzoeker om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn beroep zwaarder weegt dan het belang van verweerder om verzoeker eerder over te dragen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 837. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.