ECLI:NL:RBDHA:2023:8919

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
NL23.17396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielprocedure met betrekking tot Dublinverordening en overdracht aan Frankrijk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had op 25 april 2023 een besluit ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Verzoeker heeft hiertegen op 2 mei 2023 beroep ingesteld en op 14 juni 2023 verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft de zaak buiten zitting behandeld, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter overwoog dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Aangezien verzoeker op 16 juni 2023 zou worden overgedragen aan Frankrijk, was er sprake van onverwijlde spoed, omdat verzoeker de uitspraak op zijn beroep niet kon afwachten.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van verzoeker om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn beroep zwaarder weegt dan het belang van verweerder om verzoeker eerder over te dragen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 837. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17396

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft op 2 mei 2023 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij heeft verder op 14 juni 2023 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
2. De asielaanvraag van verzoeker is niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw, [2] omdat een andere lidstaat daarvoor verantwoordelijk is zoals bedoeld in de Dublinverordening. [3] Deze verordening stelt een termijn waarbinnen verzoeker dient te worden overgedragen aan de ontvangende lidstaat. Verweerder heeft aangekondigd dat eiser op 16 juni 2023 zal worden overgedragen aan Frankrijk. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker niet de uitspraak op zijn beroep kan afwachten, voordat hij daadwerkelijk wordt overgedragen aan Frankrijk op 16 juni 2023, nu zijn beroep op 15 juni 2023 op zitting zal worden behandeld. De vereiste onverwijlde spoed is daarmee gegeven.
3. De rechtbank heeft, gelet op de onverwijlde spoed en de aard van de zaak, partijen niet in de gelegenheid gesteld om hun standpunten verder toe te lichten. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht om de navolgende ordemaatregel te treffen.
4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van verzoeker om bij de behandeling van zijn beroep aanwezig te zijn en de uitspraak daarvan af te wachten zwaarder dan het belang van verweerder om verzoeker daarvóór al over te dragen. De voorzieningenrechter zal dan ook bij wijze van ordemaatregel het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toewijzen op de hierna te melden wijze. De voorzieningenrechter weegt hierbij mee dat het beroep op korte termijn, namelijk vandaag, op zitting zal worden behandeld.
5. De voorzieningenrechter ziet in de toewijzing van het verzoek aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 837 bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten van €837 (achthonderdenzevenendertig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Verordening (EU) Nr. 604/2013.