ECLI:NL:RBDHA:2023:8925

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
09-011029-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens vergaande ontuchtige handelingen met kwetsbare patiënt/cliënt

Op 21 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een kwetsbare cliënt in de gezondheidszorg. De verdachte, geboren op 9 maart 1997, was werkzaam in een behandelkliniek en heeft in de periode van 6 september 2021 tot en met 16 november 2021 meermalen seksuele handelingen verricht met een cliënt die zich aan zijn zorg had toevertrouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster, die een licht verstandelijke beperking heeft en verslaafd was aan drugs, heeft misbruikt door haar te betasten en seksuele handelingen met haar te verrichten in ruil voor drugs. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondanks kleine inconsistenties, en heeft deze ondersteund met ander bewijs, waaronder Whatsapp-berichten en getuigenverklaringen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren en een beroepsverbod van vijf jaren in de gezondheidszorg. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €3.200,00 toegewezen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ontzetting van de verdachte uit het recht tot uitoefening van beroepen in de gezondheidszorg voor de duur van vijf jaren opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte gehandhaafd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/011029-22
Datum uitspraak: 21 juni 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 7 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.M. Kampen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.V. van Blitterswijk naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 6 september 2021 tot en met 16 november 2021 te Zwammerdam, gemeente Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd,
door meermalen, althans eenmaal:
- de billen en/of dijen van [slachtoffer] aan te raken en/of te betasten en/of te strelen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] te brengen en/of duwen en/of houden en/of heen en weer bewegen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van [slachtoffer] te brengen en/of duwen en/of houden en/of heen en weer bewegen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar zijn en dat er voldoende andere bewijsmiddelen zijn die steun geven aan haar verklaringen.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft het ten laste gelegde ontkend en zijn raadsvrouw heeft namens hem vrijspraak bepleit. Op specifieke standpunten wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer 1] , van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 267).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , namens [slachtoffer] , opgemaakt op 30 november 2021, voor zover inhoudende (p. 15):
Ik ben werkzaam bij een behandelkliniek Middenweg. Wij hebben daarcliënten die allemaal licht verstandelijk beperkt zijn en meervoudige problematiek hebben. Ik wil aangifte doen van vermoeden van seksueel misbruik van een van onze cliënten, [slachtoffer] . Zij heeft een licht verstandelijke beperking en is door haar problematiek in haar leven vastgelopen en krijgt daarvoor bij ons behandeling. Vanaf 6 september 2021 verblijft zij bij ons.
[verdachte] werkt bij ons via een uitzendbureau Kleurrijk. Zijn werkzaamheden zijn begeleiden, vooral ondersteuning bij de dagelijkse gang van zaken. Als het goed is hebben ze [de rechtbank begrijpt: de uitzendkrachten] een passende zorgopleiding.
2. Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , opgemaakt op 14 december 2021, voor zover inhoudende (p. 140-160):
lk ben nu sinds 3 maanden opgenomen vanwege mijn drugsgebruik, omdat het gewoon niet lekker ging in mijn hoofd en omdat ik moeilijk nee kan zeggen tegen mannen. Ik had contact met [verdachte] die daar werkt bij Kleurrijk. Hij is een paar keer op mijn kamer geweest toen hij aan het werk was. Dat was 11 november en toen trok hij zijn broek naar beneden zodat ik hem kon pijpen. Op 15 november ging ik met hem mee naar buiten. Voor de boerderij heb je een soort afdakje voor fietsen en daar hadden we seks gehad. In heel die tijd wou hij wel drugs brengen maar elke keer kwam het er niet van. Dan ben je nog verslaafd. Je denkt alleen maar aan drugs. Die vijftiende zou hij het nog uit zijn auto halen. Toen zei die dan lopen we eerst daar heen en dan lopen we daarna naar de auto.
Op 11 november was 3 keer. Hij maakte gewoon zo'n opmerking van kijk eens wat ik heb of zoiets. En toen gewoon gepijpt. Ik was aan het proberen elke keer af te kappen van er komt echt iemand aan. Dan ging hij weer en toen tweede of derde keer.
Vraag: voor 11 november, is hij toen wel eens op je kamer geweest?Ja. Beetje gewoon voelen. Aan je kont zitten. Als ik dan de was aan het ophangen was in mijn kamer kwam hij achter mij staan.
Vraag: dan wijs je aan over je dijen.Ja.
Die 15 november toen liepen we richting de boerderij. Toen hadden we gewoon een gesprekje over mijn verleden en zo. Hij wist al mijn verleden wel, want dat vertel ik best wel snel aan begeleiding en zo. Dus hij wist er al van dat ik best wel makkelijk was. Dat fietsenhok staat naast de ingang van de kinderboerderij. Na het pijpen moest ik mijn broek naar beneden doen en gingen we een soort doggy style staand.
Hij deed gelijk weer zijn broek naar beneden. Toen ging ik hem weer pijpen. Toen zei hij doe je broek even naar beneden. Hij deed hem er in. In mijn kut. Zijn lul. Hij heeft hem denk ik vier keer er in gedaan, toen kwam hij klaar.
Vraag: sinds wanneer zit je daar bij Ipse de Bruggen?6 september. Binnen 2 dagen had ik zijn nummer. Die week er na op dinsdag heb ik het verteld. Eerst tegen [naam 1] [de rechtbank begrijpt: [naam 1] ]. In het verleden heb ik sekswerk gedaan. Dat wist hij ook.
Vraag: hoe heb je zijn telefoonnummer opgeslagen in jouw telefoon?Smilies. [naam 1] zag toen hij naast haar zat in de woonkamer, ineens mijn naam voorbij komen toen ik een appje terug stuurde.
Vraag: Wat zag zij dan?Gewoon [slachtoffer] .
3. Het proces-verbaal van verhoor van [naam 1] , opgemaakt op 6 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 180-194):
Ik woon in Zwammerdam in een behandelcentrum op Middenweg 11. Er is iets gebeurd bij de Middenweg met [verdachte] en [slachtoffer] . Ze hebben seks gehad bij de fietsenstalling. Hij is drie of vier keer in haar gegaan en toen is hij klaargekomen in haar. Eigenlijk zou hij drugs voor haar meenemen maar dat heeft hij uiteindelijk niet gedaan. Een week later heeft ze mij verteld dat ze seks heeft gehad. Ze had mij verteld dat ze appcontact had met [verdachte] . Hij zat naast mij en toen zag ik [slachtoffer] staan op zijn telefoon bij Whatsapp, een iphone.
Vraag: de fietsenstalling waar is dat?Bij de kinderboerderij.
4. Het proces-verbaal van verhoor van [naam 2] , opgemaakt op 13 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 197-199):
Vraag: [slachtoffer] heeft aangifte gedaan. Weet jij waar het over gaat?Over die begeleider. Ik weet dat ze aangifte heeft gedaan. Er was een jongen die haar drugs zou geven als ze seks met hem zou hebben. Hij is wel eens op haar kamer geweest. Hij deed toen zijn broek uit en toen moest ze hem pijpen. Ze zijn ook wel eens gaan lopen, naar een kinderboerderij, bij een fietsenstalling ofzo en hebben daar seks gehad. Op dat moment deed ze dat voor de drugs die hij beloofde. Iedere keer zei hij dat hij naar zijn auto zou lopen om het te halen, maar dan deed hij het niet.
5. Het proces-verbaal van verhoor van [naam 3] , opgemaakt op 14 december 2020, voor zover inhoudende (p. 43-44):
Ik werk voor een uitzendbureau in de zorg. Ik werk nu in een behandelcentrum aan de Middenweg in Zwammerdam. Ik werk bij Kleurrijk. Twee cliënten zaten te giechelen en te lachen. Ik zei dat ze me alles konden vertellen.
Vraag: Over wie hebben we het nu?[naam 1] en [slachtoffer] . [naam 1] zei dat [slachtoffer] iets gedaan had. Ik vroeg aan [slachtoffer] wie het was. Ze zei dat diegene vanavond moest werken. [slachtoffer] zei dat ze vorige week dinsdag seks had gehad buiten met [verdachte] . Ze zei ook dat ze [verdachte] meerdere keren had gepijpt in haar kamer en dat [verdachte] haar had beloofd dat hij drugs mee zou nemen. Ik vroeg aan [slachtoffer] of [verdachte] haar drugs had gegeven maar ze zei dat dit niet zo was. [slachtoffer] kan geen nee zeggen, dat is haar probleem. Ze wilde app gesprekken laten zien.
Vraag: wat zijn Kleurrijkers?Dat zijn uitzendkrachten, het bedrijf waarvoor ik werk. [slachtoffer] is een cliënt die in behandeling is bij de Middenweg.
Vraag: Wie is [verdachte] ?Hij is uitzendkracht en we werken voor hetzelfde bedrijf.
Vraag: Wat is de functie van [verdachte] ?Ook cliënten begeleiden. Dingen overnemen van vaste collega's die daar niet aan toe komen. [slachtoffer] vertelde dat ze samen met [verdachte] is gaan wandelen want ze zou drugs van hem krijgen, de drugs zou in zijn auto liggen. In plaats hiervan heeft ze seks met hem gehad.
Vraag: Weet je waar de seks plaats vond?Volgens mij bij de kinderboerderij.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 235-236):
Naar aanleiding van de aanhouding van de [verdachte] van 9 maart 1997, waarbij tijdens zijn aanhouding een mobiele telefoon, merk Apple zonder simkaart werd aangetroffen, is er onderzoek gedaan naar deze telefoon.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 mei 2022, voor zover inhoudende (p. 267):
Ik heb voor het veiligstellen van de data gebruikt gemaakt van het software programma Physical Analyzer (versie 7.54.0.29) Met behulp van dit programma werd de database [naam 4] . Dit is een database, opgeslagen op de iPhone, waarin door het toestel wordt bijgehouden welke simkaarten, met bijbehorend telefoonnummer, in gebruik zijn of zijn geweest. In de onderzochte iPhone [
toevoeging rechtbank: de bij de verdachte aangetroffen telefoon] is de simkaart met het [nummer 2] in gebruik geweest.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 januari 2022, voor zover inhoudende (p. 47-51):
De mobiele telefoon van [slachtoffer] werd voor onderzoek ter beschikking gesteld. De data afkomstig van deze telefoon werd in beslag genomen. Ik zag dat in de data een Whatsappgesprek stond tussen telefoonnummer [nummer 3] en het telefoonnummer van [slachtoffer] . Bij het telefoonnummer [nummer 3] stond geen naam vermeld maar 2 emoticonpoppetjes. Passages uit bovenstaand Whatsappgesprek:
8 september 2021:
14.22 K: Heb top spul.
14.27 A: So wie so zit het nog van maandag in me lichaam dus nu zullen ze het nog niet gelijk doorhebben bij mij
14.44 K: Onthoud wel he volgende week vrijdag s me laatste dagje.
Noot verbalisant: K zegt dat hij bij haar wil komen liggen. Het gesprek wordt verder seksueel getint.
16 september 2021:
11.55 K: Ben nu op de groep.
12.20 K: Ik wil je kk graag bonken in je kamer.
12.20 K: Gebruik je de pil?
11 november 2021:
13.46 K: Psssst lekker ding.
13.57 K: Verlang alweer naar zaterdag. Dan werk k daar weer.
13.58 K: Dan ga je lekkere doggy krijgen van me.
13.58 A: Hopelijk dan wel naar buiten.
13.58 K: Je vond het beetje eng.
13.59 A: Vind je het gek. Als iemand langs loopt.
13.59 K: Haha beetje spanning is gezond. Ik weer zin om gepijpt te worden.
13.59 A: Maar pff dit was ook niet relaxt. Volgende keer buiten.
14.00 A: Nu te zenuwachtig.
14.00 K: Vond het wel lekker.
19.10 K: Me pik was te groot voor je.
12 november 2021:
12.57 K: 2G= 5 packet for 100. 3G= 7 packet for 150
14.42 A: kan je morgen wat meenemen voor me?
14 november 2021:
06.55 K: Heb me net ziekgemeld.
15 november 2021:
21.22 A: Ben je al naar huis?
16 november 2021:
07.34 A: Neem je het vanmiddag wel mee?
20 november 2021:
17.37 A: Komt echt raar over als je dat snapt ook met het ligt in me auto en vervolgens kom je weer niet langs.
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 31 december 2021, voor zover inhoudende (p. 116-117):
De mobiele telefoon van [slachtoffer] werd voor onderzoek ter beschikking gesteld. Ik zag een Whatsappgesprek.
Op 15 november 2021 om 18.33 uur chat [slachtoffer] naar [naam 2] :
[slachtoffer] : Je raad nooit wat ik net heb gedaan.
[naam 2] : Seksennnn?
[slachtoffer] : Met [verdachte] .
[naam 2] : Oh nee die begeleider. Waar heb je dat gedaan dan?
[slachtoffer] : In een fietsenhok naast de kinderboerderij.
10. Het geschrift, te weten een tabel met door [verdachte] gewerkte dagen bij Ipse de Bruggen, als bijlage gehecht achter het onder 7 genoemde proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende (p. 52):
Dinsdag
7-9-2021
7 Middenweg
07:45
14:30
Woensdag
8-9-2021
11 Middenweg
07:45
14:45
Donderdag
9-9-2021
7 Middenweg
07:45
14:30
Vrijdag
10-9-2021
11 Middenweg
07:45
14:45
Maandag
13-9-2021
7 Middenweg
07:45
08:15
Dinsdag
14-9-2021
11 Middenweg
08:00
14:30
Woensdag
15-9-2021
11 Middenweg
08:00
14:30
Donderdag
16-9-2021
11 Middenweg
08:00
14:30
Vrijdag
17-9-2021
11 Middenweg
08:00
14:30
Donderdag
11-11-2021
11 Middenweg
08:00
15:00
Maandag
15-11-2021
11 Middenweg
15:30
21:30
Dinsdag
16-11-2021
7 Middenweg
15:30
22:00
Donderdag
18-11-2021
11 Middenweg
07:30
14:30
Vrijdag
19-11-2021
7 Middenweg
07:30
15:00
Zondag
21-11-2021
11 Middenweg
08:00
14:30
Maandag
22-11-2021
11 Middenweg
08:30
14:30
Middenweg 7 en 11 zitten in hetzelfde gebouw.
11. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 november 2021 (p. 254) voor zover inhoudende:
Op maandag 28 februari 2022 had ik telefonisch contact met de coördinator bij uitzendbureau Kleurrijk SPH. Nadat ik aan hem de procedure van de ziekmelding had gevraagd verklaarde hij: Op zaterdag 13 november 2021 had [verdachte] zich ziek gemeld.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Algemeen
In zedenzaken is vrijwel altijd sprake van een één-op-één-situatie waar geen anderen bij aanwezig zijn. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. Dit betekent dat – in een geval als het onderhavige, waarin de verdachte ontkent dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en er geen getuigen van het incident zijn – de rechtbank eerst de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster kritisch moet toetsen en daarnaast moet bepalen of voor de verklaringen van het slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
De betrouwbaarheid van de verklaringen
De verdachte heeft de aangifte afgedaan als totale onzin. De raadsvrouw heeft in dit kader gewezen op verschillen in de eerste en tweede verklaring van de aangeefster en gesteld dat de verklaringen daarmee onbetrouwbaar en niet bruikbaar zouden zijn voor het bewijs. Ook heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de drie hierna te noemen getuigen zijn te herleiden tot dezelfde bron.
De rechtbank stelt vast dat de aangeefster tegenover de politie in een studioverhoor gedetailleerd heeft verklaard over gebeurtenissen op 11 en 15 november 2021. Kort samengevat zou de verdachte op 11 november 2021 zich meerdere malen door haar hebben laten pijpen. Op 15 november 2021 zou er sprake zijn geweest van pijpen en vervolgens seks. Op een moment in de periode voor 11 november 2021 zou hij haar betast hebben aan haar billen en dijen.
Bijna een jaar later is zij nogmaals gehoord. De rechtbank constateert dat de aangeefster inderdaad over bepaalde details - zoals tijdstippen - enigszins anders verklaard heeft. Gezien het ruime tijdverloop tussen de twee verhoren en zeker gelet op de verstandelijke beperking van de aangeefster, acht de rechtbank het niet meer dan logisch dat er kleine verschillen zijn tussen de twee verklaringen. Over de kern van het verwijt dat aan de verdachte wordt gemaakt, het verrichten van seksuele handelingen en welke handelingen dat zijn, zijn de verklaringen consistent en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. De kleine verschillen maken niet dat de verklaringen in hun geheel als onbetrouwbaar en ongeloofwaardig terzijde moeten worden geschoven.
De rechtbank wordt voorts gesterkt in haar overtuiging dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar zijn in het gegeven dat de aangeefster – uit zichzelf en kort nadat het incident van 15 november had plaatsgevonden – haar vriendin [naam 2] heeft geappt over wat er is gebeurd. Ongeveer een week daarna heeft de aangeefster medebewoonster [naam 1] en daarna een begeleider, [naam 3] in vertrouwen genomen. Hoewel het inderdaad zo is dat deze getuigen alleen hebben verklaard over hetgeen de aangeefster tegen hen heeft gezegd, acht de rechtbank dit wel degelijk van belang voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster. De rechtbank constateert dat meerdere details uit die verklaringen aansluiten bij details uit de verklaringen van de aangeefster in haar verhoren. Die details betreffen zowel de kern van het verwijt als andere feiten en omstandigheden, te weten de plaats waar het pijpen heeft plaatsgevonden (in de kamer van de aangeefster) en plaats van de seks (buiten in de fietsenstalling bij de kinderboerderij), hoe vaak de verdachte in de aangeefster is gekomen (drie of vier keer) en dat hij telkens beloofde drugs mee te nemen of drugs in de auto had liggen, maar dat vervolgens niet aan de aangeefster gaf.
Hieruit blijkt dat de aangeefster telkens – en dus consistent – heeft verklaard over wat er is gebeurd, zowel tegen de naaste mensen om haar heen als tegenover de politie.
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster voldoende betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs.
Het steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster in voldoende mate steun vindt in ander bewijsmateriaal. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Tussen het telefoonnummer van de aangeefster en het telefoonnummer [nummer 3] zijn Whatsapp-berichten over en weer gestuurd. De rechtbank stelt vast dat die berichten expliciet seksueel zijn en weinig aan de verbeelding overlaten. Op 11 november 2021 gaat het appgesprek over pijpen. Dat was spannend omdat er iemand langs liep. De gebruiker van [nummer 3] verlangt naar zaterdag (de rechtbank begrijpt 15 november 2021), want dan gaat [slachtoffer] doggy van hem krijgen.
De rechtbank stelt vast dat zowel de beschreven handelingen als de data aansluiten bij de verklaringen hierover van de aangeefster.
De raadsvrouw heeft gesteld dat uit bepaalde passages in de Whatsappgesprekken niet kan worden afgeleid dat de seksuele handelingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat weliswaar uit die gesprekken blijkt dat de seksuele handelingen op een bepaald moment zijn verstoord omdat er vrees was voor betrapping, maar dat dat er niet op wijst dat de handelingen niet hebben plaatsgevonden.
Het telefoonnummer [nummer 3] was niet met een naam opgeslagen in de telefoon van de aangeefster, maar met twee smileys. Volgens de aangeefster was dit het telefoonnummer van de verdachte. De verdachte heeft steeds ontkend de gebruiker te zijn geweest van dat telefoonnummer. Uit technisch onderzoek blijkt echter dat de simkaart met het telefoonnummer [nummer 3] is gebruikt in de telefoon (Apple Iphone) van de verdachte, die bij zijn fouillering is aangetroffen. Bovendien heeft de getuige [naam 1] een keer gezien dat de verdachte op zijn telefoon (een Apple Iphone), een Whatsappbericht van [slachtoffer] ontving.
De rechtbank heeft het werkrooster van de verdachte vergeleken met de Whatsappberichten en de verklaringen van de aangeefster. Telkens wanneer over werktijden wordt gesproken sluiten deze aan bij de werktijden van de verdachte. Als hij tegen de aangeefster zegt dat hij ziek is, komt dit overeen met zijn ziekmelding bij de organisatie. Bovendien bevestigt het rooster zijn aanwezigheid op de dagen waarop de seksuele handelingen volgens de verklaringen hebben plaatsgevonden.
De rechtbank concludeert dat de appgesprekken, het onderzoek aan de telefoon van de verdachte en het werkrooster in onderlinge samenhang bezien, voldoende steunbewijs bieden voor de verklaringen van de aangeefster over de seksuele handelingen met de verdachte. Hoewel dit steunbewijs met name ziet op het pijpen en de seks,
gaat de rechtbank ervan uit dat ook het betasten van de billen en dijen is gebeurd zoals de aangeefster dat heeft verklaard. Niet vereist is dat voor ieder afzonderlijk detail uit de tenlastelegging steunbewijs wordt geleverd. Het ligt voor de hand dat de aangeefster met de mensen die zij in vertrouwen heeft genomen vooral heeft gesproken over de meest ernstige feiten. Dat het betasten door de getuigen niet is genoemd duidt er niet op dat haar verklaring op dit punt onbetrouwbaar zou zijn.
De hoedanigheid van zorgverlener
Vooropgesteld moet worden dat met de strafbaarstelling in artikel 249, tweede lid, aanhef en onder 3 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van 'degene die, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht pleegt met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd' is beoogd strafrechtelijke bescherming te bieden tegen seksuele benadering van de zijde van de genoemde hulpverleners. Deze bepaling beschermt de patiënt of cliënt onder meer tegen misbruik van het psychisch overwicht dat de hulpverlener op hem heeft of van de afhankelijke positie van de patiënt of cliënt dan wel van het vertrouwen dat hij van hem heeft gewonnen en kent volgens vaste jurisprudentie een ruim toepassingsbereik.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake zou zijn van het verrichten van een zorgverlenende taak door de verdachte.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte als uitzendkracht werkzaam was in een behandelkliniek met cliënten die allemaal licht verstandelijk beperkt zijn en meervoudige problematiek hebben. De werkzaamheden van de verdachte bestonden uit het begeleiden en ondersteunen bij de dagelijkse gang van zaken. Hij heeft een voor dat werk passende zorgopleiding gehad.
De rechtbank is, gelet op de aard van de door verdachte verrichte werkzaamheden en het feit dat deze werkzaamheden werden verricht namens de kliniek waar de aangeefster verbleef, van oordeel dat de verdachte werkzaam was in de gezondheidszorg/ maatschappelijke zorg in de zin van artikel 249, tweede lid aanhef en onder 3 Sr. Hetgeen hieromtrent door of namens de verdachte ten verweer is aangevoerd, wordt dan ook verworpen.
Vrijwilligheid/afhankelijkheid
De raadsvrouw heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat geen sprake zou zijn van de ten laste gelegde ontucht, omdat sprake zou zijn van vrijwilligheid aan de zijde van de aangeefster.
Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad (HR 18 februari 1997, NJ 1997, 485) bestaat bij een functionele relatie als de onderhavige in de regel in meerdere of mindere mate enige vorm van afhankelijkheid. In geval van seksueel contact tussen begeleider en patiënt/cliënt is er slechts dan geen sprake van ontucht in de zin van artikel 249 lid 2 aanhef en onder 3 Sr, indien de behandelrelatie bij de seksuele handelingen geen rol speelt, in die zin dat bij de patiënt of cliënt sprake is van vrijwilligheid en daarbij enige vorm van afhankelijkheid niet van invloed is geweest.
De aangeefster verbleef in de kliniek en heeft een licht verstandelijke beperking. Zij kreeg in de kliniek een behandeling. De aangeefster was verslaafd aan drugs toen zijn op 6 september 2021 in de kliniek kwam wonen. Daarvoor zocht zij hulp bij de kliniek. Daarnaast kon zij moeilijk nee zeggen en kon moeilijk grenzen stellen bij mannen. Zij had een verleden als sekswerker.
Op grond van de verklaring van [aangever] stelt de rechtbank vast dat de verdachte wist dat alle cliënten die in de kliniek verbleven kwetsbaar waren en hulp nodig hadden bij de dagelijkse gang van zaken. Dat was immers zijn taak in de kliniek. Bovendien wist hij dat De aangeefster verslaafd was aan drugs en moeilijk grenzen kon stellen bij mannen. De aangeefster heeft verklaard dat ze op 15 november 2021 met de verdachte richting de boerderij liep en dat zij toen een gesprek over haar verleden hadden. Op dat moment wist hij daar al van, zo heeft de aangeefster verklaard. Dat vertelde ze over het algemeen vrij snel aan de begeleiding. Direct na dit gesprek had hij seks met haar in de fietsenstalling bij de kinderboerderij.
Dat de aangeefster inderdaad aan de begeleiding vertelde over haar verleden wordt ondersteund door [naam 3] , die ook als uitzendkracht in de kliniek werkte en wist dat de aangeefster moeite heeft met nee zeggen.
Op grond van de Whatsappgesprekken stelt de rechtbank vast dat de verdachte de aangeefster al op 8 september 2021 drugs te koop heeft aangeboden. Daarop schreef zij dat het nog in haar lichaam zat. Vervolgens schreef hij dat hij naast haar wilde komen liggen en werd het gesprek seksueel getint. Uit dit gesprek leidt de rechtbank af dat de verdachte zelfs twee dagen na haar aankomst in de kliniek al wist dat de aangeefster niet preuts was en dat hij zich kon permitteren om vrijuit met haar over drugs en seks te praten. Ook dat ondersteunt dat hij al vanaf het begin op de hoogte was van de problematiek waarvoor zij in de kliniek verbleef.
Bovendien stelt de rechtbank op grond van de Whatsapp-berichten en de verschillende verklaringen vast dat de verdachte drugs heeft aangeboden en dat de aangeefster in de veronderstelling was dat zij die van hem zou krijgen als zij seksuele handelingen met hem verrichtte. Of hij dit uitdrukkelijk als ruilmiddel heeft voorgesteld doet niet ter zake, omdat dit niet is ten laste gelegd.
Wel kan worden vastgesteld dat zij ook vanwege haar verslaving niet in staat was om weerstand te bieden aan de verdachte.
Gelet op het voorgaande was er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een vorm van een afhankelijkheidsrelatie, waarbij de verdachte zich in zijn rol als begeleider op de bij hem bekende specifieke kwetsbaarheden van de aangeefster bewust heeft ingespeeld, met als gevolg dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Van vrijwilligheid kan (ook) in het licht daarvan geen sprake zijn geweest.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
Daarbij moet de bewezenverklaring aldus worden begrepen dat eenmaal sprake is geweest van aanraken en betasten van de billen en dijen, meermalen van het brengen van de penis in de mond en eenmaal van het brengen van de penis in de vagina.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij, in de periode van 6 september 2021 tot en met 16 november 2021 te Zwammerdam, gemeente Alphen aan den Rijn, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd,
door meermalen, althans eenmaal:
- de billen en dijen van [slachtoffer] aan te raken en te betasten en
- zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] te brengen en houden en heen en weer bewegen en
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van [slachtoffer] te brengen en houden en heen en weer bewegen.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor verkrachting en gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, alsmede een beroepsverbod, inhoudende een verbod om te werken in de gezondheidszorg en maatschappelijke zorg voor de duur van 10 jaren.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen een eventuele opheffing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak, omdat daarmee ook de schorsingsvoorwaarden zouden vervallen.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een vergelijking met verkrachting in deze zaak niet opgaat. Een beroepsverbod van 10 jaar gaat volgens haar eveneens te ver.
Zij heeft de rechtbank er op gewezen dat de toekomst van de verdachte in de zorg voorbij is. De feiten zijn inmiddels al langere tijd geleden. Hij heeft ernstig zorgbehoevende ouders en een zieke vrouw. Daarnaast ziet de reclassering een laag recidiverisico, zodat zij het niet redelijk vindt om de verdachte opnieuw de detentie in te sturen.
Zij heeft de rechtbank verzocht om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, in combinatie met een werkstraf.
De raadsvrouw heeft voorts verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht tegen een kwetsbare verslaafde jonge vrouw met een verstandelijke beperking die – niet voor niets – was opgenomen in een kliniek. Hij was daar beroepsmatig verantwoordelijk voor haar begeleiding. Hij wist waar haar kwetsbaarheden lagen en heeft daar grof misbruik van gemaakt. Hij liet haar geloven dat zij drugs van hem zou krijgen met als gevolg dat er seksuele handelingen tussen hen hebben plaatsgevonden. Een gedeelte van de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden op haar kamer, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen.
De gedragingen van de verdachte lijken bovendien te duiden op planmatig jachtgedrag. Vrijwel meteen vanaf haar aankomst in de kliniek, zocht hij indringend contact met haar. Binnen twee dagen wisselde hij telefoonnummers met haar uit en begon hij met het sturen van berichten. Hier gebruikte hij een ander nummer en simkaart voor dan voor zijn overige contacten. De berichten die hij stuurde gingen over drugs die hij haar zou brengen terwijl zij op dat moment nog moest afkicken, en over zijn seksuele verlangens naar haar. Ook midden in de nacht zocht hij contact. De verdachte drong zich letterlijk aan haar op. Binnen twee maanden ging hij van praten naar ongevraagd betasten en naar de meest vergaande ontuchtige handelingen in de vorm van pijpen en seks.
Gevolgen voor het slachtoffer
Het slachtoffer kwam in de kliniek om aan haar drugsverslaving te werken en onderdeel van haar problematiek was dat zij nee moest leren zeggen tegen mannen. In plaats van haar te ondersteunen, speelde de verdachte hierop in en bracht hij haar verder in de problemen. Uit haar slachtofferverklaring blijkt dat de gevolgen voor het slachtoffer groot zijn. Zij is haar zelfvertrouwen verloren en ook haar vertrouwen in mannen is ze volledig kwijt. Ze heeft traumatherapie ondergaan en slaapt slecht. Ze is van kamer binnen de kliniek veranderd, omdat ze zich niet meer veilig voelde. Ze schrikt van nieuwe begeleiders. Ze weet dat er misbruik van haar is gemaakt toen ze op haar zwakst was. De moeizame weg naar zelfstandigheid voor deze jonge vrouw is door het toedoen van de verdachte ernstig vertraagd. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 februari 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder wegens zedendelicten met justitie in aanraking kwam en ook overigens geen noemenswaardig strafrechtelijk verleden heeft.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 12 mei 2022, waarin wordt uitgegaan van een laag recidiverisico en geen interventie of bijzondere voorwaarden worden geadviseerd.
Persoonlijke omstandigheden
De verdachte heeft kwetsbare ouders en een ernstig zieke vrouw. Hij heeft geen werk meer en kan vanwege de schorsingsvoorwaarden niet terug in de zorg. De verdachte wil zich omscholen naar een baan in de bouw of ICT, maar is daar nog niet mee begonnen.
Gevangenisstraf
De rechtbank is het niet met de officier van justitie eens dat in deze zaak kan worden aangesloten bij de oriëntatiepunten voor verkrachting. Het gewelddadige element van verkrachting maakt dat dat een delict van een andere orde is. Wel is de rechtbank van oordeel dat hier sprake is van een zeer ernstige vorm van ontucht. Het gaat in deze zaak niet om een keer zoenen of ongepast aanraken, maar om de meest vergaande en indringende vormen van ontucht. Dat is niet één keer gebeurd, maar meerdere malen.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
Bijkomende straf
De verdachte heeft het misdrijf omschreven in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht in zijn beroep begaan en kan op grond van artikel 251, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Hoewel de reclassering het gevaar voor herhaling als laag heeft ingeschat, leidt de rechtbank uit de gedragingen van de verdachte af dat de drempel voor hem laag is geweest om over te gaan tot de meest vergaande vormen van ontuchtige handelingen, daarbij bewust inspelend op de specifieke kwetsbaarheden van een jonge verslaafde cliënt in de kliniek waar hij werkte. De rechtbank heeft door de houding van de verdachte geen inzicht kunnen krijgen in de oorzaken van dit gedrag. De verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in de ernst van de feiten en de gevolgen van zijn gedrag. Daarnaast heeft hij op de terechtzitting verklaard er geen probleem in te zien dat hij ten tijde van de terechtzitting nog steeds een eenmansbedrijf ingeschreven heeft staan dat zich richt op werken met personen met een verstandelijke beperking, nu hij er momenteel geen werkzaamheden voor uitvoert. Ter bescherming van de belangen van andere kwetsbare vrouwen, zal de rechtbank daarom aan de verdachte de bijkomende straf opleggen van ontzetting uit het beroep.
Bij veroordeling tot een tijdelijke gevangenisstraf kan de rechtbank de duur van deze bijkomende straf bepalen op ten minste twee en ten hoogste vijf jaren meer dan de opgelegde gevangenisstraf.
Vanwege de ernst van de feiten zal de rechtbank de bijkomende straf opleggen en bepalen op vijf jaren.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank wijst af het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis, omdat zij het wenselijk vindt dat de schorsingsvoorwaarden in stand blijven.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en een schadevergoeding gevorderd van € 3.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank primair verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij de rechtbank verzocht het schadebedrag naar billijkheid te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 3.200,00.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 3.200,00, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 16 november 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 2 genoemde voorwerp (telefoon) zal worden verbeurd verklaard en dat het onder 1 genoemde voorwerp (simkaart) zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen simkaart en heeft geen bezwaar tegen verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoon.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp (simkaart).
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp (telefoon), verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 28, 31, 33, 33 a, 36f, 249 en 251 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10. De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
terwijl hij werkzaam is in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg,
ontucht plegen met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp en/of zorg heeft toevertrouwd,
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
TWEE (2) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte voorts tot een bijkomende straf, te weten:
de ontzetting van het recht tot uitoefening van bepaalde beroepen, te weten alle beroepen in de gezondheidszorg en de maatschappelijke zorg voor de duur van
VIJF (5) JAREN;
wijst af het verzoek tot opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 3.200,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 november 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van
€ 3.200,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 november 2021tot de dag waarop dit bedrag is betaald;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 128 dagen; het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de inbeslaggenomen goederen
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: een simkaart;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp, te weten: een telefoon.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.K. van Zaltbommel, voorzitter,
mr. R. Wieringa, rechter,
mr. P. Figge, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. G. Kistemaker , griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 juni 2023.
Mr. L.K. van Zaltbommel en mr P. Figge zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.