ECLI:NL:RBDHA:2023:8936

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
NL23.14262
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar heeft zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank heeft het beroep samen met een andere zaak behandeld.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser geen procesbelang meer heeft, omdat hij op 31 mei 2023 zelfstandig de woonruimte heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft verklaard dat zij sinds die datum geen contact meer heeft gehad met eiser en niet weet waar hij verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens vaste rechtspraak, als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.

Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen procesbelang meer heeft en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 juni 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.14262
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. K.P.E. van Tulden), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Talsma).

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.14263, op 6 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft verweerder bepaald dat Zwitserland op grond van de Dublinverordening het verantwoordelijke land is en verweerder heeft daarom bij Zwitserland een verzoek om terugname gedaan. Zwitserland heeft dit verzoek aanvaard.
2. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep. Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat eiser volgens een melding van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) op 31 mei 2023 zelfstandig de woonruimte heeft verlaten en dat hij met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken. Ter onderbouwing hiervan heeft verweerder een schermafdruk overgelegd van zijn systeem. Verder heeft verweerder de rechtbank laten weten dat eiser zich sindsdien ook niet meer
heeft gemeld. De rechtbank heeft ter zitting de gemachtigde van eiser gebeld voor een reactie. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat zij eiser op 17 mei 2023 per e-mail en brief heeft uitgenodigd voor de zitting, maar geen reactie heeft ontvangen. Sinds 31 mei 2023 heeft de gemachtigde van eiser in ieder geval geen contact meer gehad met eiser. Zij heeft ook desgevraagd verklaard dat zij niet weet waar eiser verblijft.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) blijkt dat als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt, zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit gegaan moet worden dat die vreemdeling geen prijs stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slecht anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op het verzoek. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.1
4. De rechtbank overweegt als volgt. Ter zitting heeft verweerder de rechtbank medegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen nieuwe informatie heeft over eiser. Nu verweerder niet weet waar eiser verblijft, is het volgens vaste rechtspraak van de Afdeling aan de gemachtigde om toe te lichten of zij nog contact heeft (gehad) met eiser. De gemachtigde van eiser heeft in mei voor het laatst contact gehad met eiser. Daarnaast heeft zij desgevraagd verklaard dat zij niet kan zeggen waar eiser op dit moment verblijft. Gelet op deze omstandigheden en de omstandigheid dat eiser ook niet op zitting is verschenen, gaat de rechtbank ervan uit dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming en dus geen procesbelang meer heeft. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk.
Conclusie
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
1 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 juni 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.