1.4.In paragraaf A5.5. van de Vc staat vermeld dat de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 – in combinatie met een toezichtmaatregel op grond van artikel 54 eerste lid, van de Vw – wordt opgelegd op grond van de openbare orde of de nationale veiligheid aan de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf.
2. Verweerder heeft eiseres verplicht om met ingang van 26 mei 2023 te verblijven in de gemeente Tietjerksteradeel, alwaar zij zich samen met haar minderjarige kinderen in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) Gezinslocatie Burgum dient op te houden. Verweerder heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en acht hierbij van belang dat eiseres niet heeft voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten. Verder beschikt eiseres niet over een vaste woon- of verblijfsplaats, noch over voldoende middelen van bestaat.
3. Eiseres merkt allereerst op dat zij tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep heeft ingesteld en een voorlopige voorziening heeft gevraagd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft nog geen beslissing genomen op het beroep en de daaraan gekoppelde voorlopige voorziening. Eiseres wijst er op dat zij niet uit Nederland kan vertrekken, nu zij uit de terugkeergesprekken met de regievoerder van DT&V heeft begrepen dat zij in ieder geval niet terug mag keren naar haar land van herkomst Libië. Hoewel haar echtgenoot volgens de regievoerder met de kinderen naar Jordanië kan terugreizen, geldt dit niet voor eiseres. Dat eiseres daarom nog niet heeft voldaan aan haar formele verplichting Nederland te verlaten is haar niet toe te rekenen. Zij is als stateloze Palestijn vooralsnog in geen enkel land welkom. Verweerder stelt ten onrechte dat daarmee gevaar aanwezig is dat eiseres zich zal onttrekken aan het toezicht. Verweerder heeft er ten onrechte geen rekening mee gehouden dat eiseres Nederland niet kan verlaten, tenzij zij illegaal zou reizen. Daarnaast merkt eiseres op dat zij en haar echtgenoot een herhaalde asielaanvraag wensen in te dienen.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de vrijheidsbeperkende maatregel terecht aan eiseres is opgelegd. Allereerst merkt verweerder op dat niet in geschil is dat eiseres geen middelen van bestaan heeft. Verder heeft eiseres sinds 25 mei 2023 geen rechtmatig verblijf meer en geen recht op opvang en voorzieningen van het COa. Het instellen van hoger beroep heeft geen schorsende werking en de Afdeling heeft het verzoek van eiseres tot nu toe niet toegewezen. Dat eiseres momenteel niet naar Libië kan vertrekken omdat zij niet over reisdocumenten beschikt doet niet af aan het feit dat dat de motivering dat eiseres niet aan haar rechtsplicht heeft voldaan om Nederland te verlaten feitelijk juist is. Dat eiseres minderjarige kinderen heeft maakt de maatregel volgens verweerder evenmin onrechtmatig. Eiseres kan zich ook samen met haar gezin onttrekken aan het toezicht en/of de kinderen bij hun vader onderbrengen. Gelet op het voorgaande vordert de openbare orde de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft terecht aan de vrijheidsbeperkende maatregel ten grondslag gelegd dat eiseres niet heeft voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten. Op 28 juni 2021 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een asielvergunning voor bepaalde tijd afgewezen. Het beroep hiertegen is bij uitspraak van 10 mei 2022 door deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, gegrond verklaard, het besluit is vernietigd, en verweerder is opgedragen een nieuw besluit te nemen (NL21.12024). Verweerder heeft vervolgens op 24 november 2022 de asielaanvraag opnieuw afgewezen. Het hiertegen ingestelde beroep is op 26 april 2023 ongegrond verklaard (NL22.25683). Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres sinds 25 mei 2023, na het verstrijken van de vertrektermijn van 28 dagen, geen rechtmatig verblijf meer heeft. Voorts heeft het instellen van hoger beroep niet automatisch schorsende werking. Ook het enkel indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening bij de Afdeling heeft geen schorsende werking. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat haar niet valt toe te rekenen dat zij niet is vertrokken, omdat zij niet terug zou kunnen keren naar Libië. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat feitelijk juist is dat eiseres niet heeft voldaan aan haar vertrekplicht, die voortvloeit uit het afwijzende asielbesluit van 24 november 2022, dat in rechte vaststaat. Het gegeven dat eiseres niet heeft voldaan aan haar rechtsplicht Nederland te verlaten brengt met zich dat het gevaar dat eiseres zich zal onttrekken aan het toezicht aanwezig is.