ECLI:NL:RBDHA:2023:9005

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
NL23.15309
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan nieuwe relevante elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Tunesische nationaliteit, een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen had aangevoerd die relevant konden zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag. Eiser had eerder aanvragen ingediend die waren afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat de door eiser ingebrachte nieuwe informatie, waaronder links naar YouTube-video's en een brief aan zijn werkgever, niet relevant waren voor zijn asielrelaas. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe relevante elementen waren en dat het beroep van eiser ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van opvolgende asielaanvragen uit twee stappen bestaat: eerst de ontvankelijkheid en vervolgens de inhoudelijke beoordeling, waarbij eiser niet had voldaan aan de vereisten voor ontvankelijkheid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15309

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Mikolayczyk).

ProcesverloopBij besluit van 16 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.15310, op 16 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Eiser heeft eerder op 22 november 2021 en 19 mei 2022 aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De aanvraag van 22 november 2021 is bij besluit van 17 december 2021 buiten behandeling gesteld. Bij besluit van 13 juni 2022 heeft verweerder de aanvraag van 19 mei 2022 afgewezen als kennelijk ongegrond. Dat besluit staat in rechte vast.
Bestreden besluit
3. Op 24 april 2023 heeft eiser opnieuw een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw [1] , omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
Wat stelt eiser in beroep?
4. Eiser stelt dat hij met de link naar de YouTube video’s zijn verklaringen uit zijn asielrelaas dat hij in de vorige procedure naar voren heeft gebracht, nader heeft onderbouwd, ook al is hij niet persoonlijk te zien op de video’s. Verweerder heeft in de voorgaande asielprocedure de verklaring van eiser over de aanslag op de Amerikaanse ambassade ongeloofwaardig geacht. Uit de video’s blijkt dat de desbetreffende aanslag heeft plaatsgevonden en dat in ieder geval de collega’s van eiser daarbij aanwezig waren. Ook is gebleken dat eisers verklaringen over deze gebeurtenis overeenkomen met hetgeen op de video’s is te zien. Voorts heeft eiser in beroep een verklaring overgelegd in de vorm van een foto van een document. Het betreft een in 2017 door eiser zelf geschreven brief aan zijn werkgever, waarin hij aangeeft dat hij wordt bedreigd door onbekende terroristische partijen. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij de brief heeft ingebracht ter onderbouwing van het gedeelte van zijn asielrelaas waarin hij heeft gesteld dat gevaar loopt tijdens zijn werk en om te onderbouwen dat de autoriteiten in Tunesië hem niet kunnen en willen helpen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Uit het arrest LH [2] van 10 juni 2021 van het HvJ [3] volgt dat de beoordeling van opvolgende asielaanvragen die verweerder in het kader van artikel 40, tweede en derde lid, van de Procedurerichtlijn [4] moet maken, bestaat uit twee stappen. De eerste stap is de beoordeling van de ontvankelijkheid van de aanvraag. Deze stap bestaat uit twee fasen. De eerste fase is het onderzoek of er nieuwe elementen of bevindingen zijn in verband met de behandeling van de vraag of de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming. Alleen als er nieuwe elementen of bevindingen zijn ten opzichte van de eerdere asielaanvraag, komt verweerder toe aan de tweede fase. De tweede fase is het onderzoek of de nieuwe elementen of bevindingen de kans aanzienlijk groter maken dat de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming, de elementen en bevindingen moeten met andere woorden relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Dat brengt met zich dat verweerder tot op bepaalde hoogte inhoudelijk moet ingaan op de opvolgende aanvraag. Aan beide ontvankelijkheidsvereisten zoals genoemd in de eerste en tweede fase moet zijn voldaan, voordat verweerder overgaat tot inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de door eiser ingebrachte linkjes naar YouTube-video’s, die betrekking zouden hebben op aanslagen op de Amerikaanse ambassade in Tunesië, weliswaar nieuw zijn, maar dat de inhoud daarvan niet relevant kan zijn voor de beoordeling van het asielrelaas. Verweerder heeft terecht van belang geacht dat eiser persoonlijk niet op de video’s is te zien. Verweerder heeft in dit verband verder terecht van belang geacht dat de aanslag op de Amerikaanse ambassade in de vorige asielaanvraag niet ongeloofwaardig is geacht. Er is eiser tegengeworpen dat hij de exacte datum van de aanslag niet wist en dat hij Tunesië pas acht maanden na de aanslag heeft verlaten. Gelet daarop heeft verweerder geconcludeerd dat niet aannemelijk is dat de aanslag de directe aanleiding voor eisers vertrek is geweest. Eiser heeft met de video’s niet aannemelijk gemaakt dat het standpunt van verweerder in de vorige procedure niet langer gehandhaafd kan blijven. Verweerder heeft deugdelijk gemotiveerd dat de desbetreffende video’s niet relevant zijn voor de beoordeling van de asielaanvraag.
7. Ten aanzien van de in beroep overgelegde door eiser geschreven brief aan zijn werkgever (met vertaling) heeft verweerder zich eveneens terecht op het standpunt gesteld dat deze niet relevant is voor de beoordeling van eisers asielaanvraag. Verweerder heeft er ter zitting terecht op gewezen dat de door eiser in de vorige asielprocedure gestelde persoonlijke problemen wegens zijn functie als politieagent tussen 2014 en 2018 geloofwaardig zijn geacht. Vervolgens heeft verweerder zich in de vorige asielprocedure op het standpunt gesteld dat Tunesië een veilig land van herkomst is en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Tunesische autoriteiten hem geen bescherming zouden kunnen bieden bij mogelijke toekomstige problemen. Met de in deze asielprocedure overgelegde brief heeft eiser evenmin aannemelijk gemaakt dat er aanleiding is om aan te nemen dat Tunesië ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt.
8. Eisers beroep op het arrest Bahaddar [5] slaagt niet. Het EHRM [6] heeft in die zaak geoordeeld dat van een vreemdeling in beginsel mag worden verlangd dat hij de nationale procedureregels, die ertoe strekken de nationale autoriteiten in staat te stellen aanvragen om een verblijfsvergunning op een ordelijke wijze af te doen, in acht neemt. Volgens het EHRM kunnen bijzondere feiten of omstandigheden er echter toe leiden dat een vreemdeling niet hoeft te voldoen aan die procedureregels. Dat is evenwel pas aan de orde als wat een vreemdeling heeft aangevoerd en overgelegd onmiskenbaar tot het oordeel leidt dat verweerder bij uitzetting van die vreemdeling het refoulementverbod, neergelegd in artikel 3 van het EVRM [7] , zou schenden. Eiser stelt weliswaar dat Tunesië voor hem persoonlijk geen veilig land van herkomst is, maar in de vorige procedure is reeds in rechte komen vast te staan dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië voor hem persoonlijk niet veilig is. In deze procedure heeft eiser onvoldoende aangevoerd om te concluderen dat de Tunesische autoriteiten eiser niet kunnen of willen helpen of dat eiser zich al tevergeefs tot de autoriteiten heeft gewend. Van zogeheten Bahaddar-omstandigheden is dan ook geen sprake.
Conclusie
9. De slotsom is dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van eisers opvolgende asielaanvraag.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr.Y. van Wijk, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.ECLI:EU:C:2021:478
3.Hof van Justitie van de Europese Unie
4.Richtlijn 2013/32/EU
5.Het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 19 februari 1998 in de zaak Bahaddar tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:1998:0219JUD002589494
6.Europees Hof voor de Rechten van de Mens
7.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden